begrip en/of de digitale wereld
Iets meer dan honderd jaar geleden kwam er een nieuwe common sense: onderwijs moet aansluiten
bij de belevingswereld van kinderen.
Sinds die tijd zeggen we dat de reformpedagogen van die tijd – Ligthart,
Montessori, Steiner, Freinet, noem maar op, braaf na. Maar bedoelen we daar nog
steeds hetzelfde mee? Toentertijd ging het (ook) om het verwerken van nieuwe (quasi-)wetenschappelijke
inzichten. Het heeft geen zin om hen leerstof aan te bieden waarvoor ze
nog niet in het juiste ontwikkelingspsychologische stadium zitten (Stanley Hall, Freud, later Piaget), de juiste 'gevoelige periode' zich aandient (Montessori), of
het gepaste evolutionair-spirituele lichaam zich heeft gevormd (Steiner). Al deze theorieën
zijn inmiddels al lang en breed gefalsifieerd, maar daar gaat het hier niet om.
Het adagium om op school aan te sluiten bij de belevingswereld had een bepaalde context, namelijk die van de cognitieve en
emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren.
Ook nu nog hoor je vaak dat we dat moeten doen: aansluiten bij de belevingswereld van kinderen en jongeren. Vooral bij lerarenopleiders en in kringen van mensen die zich professioneel bezighouden met ICT en social media in de klas is dat een soort van mantra geworden. Ergens in de vertaling van theorie naar praktijk lijkt er echter wat mis te gaan. Waar men tegenwoordig belevingswereld zegt wordt er vaak leefwereld bedoeld, en gaat het dus niet om leerpsychologie, maar om cultuur / economie. Om weer leuk en motiverend en up to date te zijn moet onderwijs aansluiting vinden op de leefwereld van jongeren. En dus integreren we pakweg alles wat jongeren doen en prettig vinden in onze lessen: internet, mobieltjes, rap, straattaal, hupsakee. Gewoon omdat het kan, omdat we denken dat het aansluit. Maar willen we dat wel echt?? Willen we echt deel uitmaken van de moderne leefwereld, die ook een beleefwereld is, gericht op kwantiteit, op snelheid en intensiteit van ervaringen en interacties?
Ook nu nog hoor je vaak dat we dat moeten doen: aansluiten bij de belevingswereld van kinderen en jongeren. Vooral bij lerarenopleiders en in kringen van mensen die zich professioneel bezighouden met ICT en social media in de klas is dat een soort van mantra geworden. Ergens in de vertaling van theorie naar praktijk lijkt er echter wat mis te gaan. Waar men tegenwoordig belevingswereld zegt wordt er vaak leefwereld bedoeld, en gaat het dus niet om leerpsychologie, maar om cultuur / economie. Om weer leuk en motiverend en up to date te zijn moet onderwijs aansluiting vinden op de leefwereld van jongeren. En dus integreren we pakweg alles wat jongeren doen en prettig vinden in onze lessen: internet, mobieltjes, rap, straattaal, hupsakee. Gewoon omdat het kan, omdat we denken dat het aansluit. Maar willen we dat wel echt?? Willen we echt deel uitmaken van de moderne leefwereld, die ook een beleefwereld is, gericht op kwantiteit, op snelheid en intensiteit van ervaringen en interacties?
Collega @vdijkmichelle hield laatst een betoog om
mobieltjes radicaal uit school te bannen. Ik werkte tot voor kort op dezelfde
school als Michelle en begrijp haar punt volledig. Weg met al die onrust, weg
met dat gedoe! In een onbewaakt moment wil ik zelfs nog wel verder gaan: weg
met internet, met sociale media, met alle snelheid uit het schoolgebouw!
Op school gaat het om het construeren van kennis. Kennis is
een gerechtvaardigde ware overtuiging. Het rechtvaardigen van die overtuigingen
vergt studie, een liefst gezamenlijk vroeden en vorsen. Daar is tijd voor
nodig, aandacht, verlangzaming. Internet, echter, biedt een illusie van kennis, een illusie ook
van onmiddellijkheid die haaks staat op dat vorsen, die studie, de tijd die
nodig is om tot rijpe oordelen te komen. Weg met alle machinerie!
Captain Ludd - de mythische aanvoerder van de Luddites
Ik wil niet voor ouderwets worden versleten, voor een brommerige neoluddiet. Want ja, ik weet ook dat het goed zou zijn kinderen juist op school te trainen in wat niet vanzelf gaat: kritische mediawijsheid en zo, hogere denkvaardigheden, juist om tot geldige kennisconstructie te komen. Maar ook die kritische internet-vaardigheden, die meta-sociale-media-kunde en zeker ook dat kritische denken vragen om verlangzaming, om stilstand, om tijd. Wat zeggen media x, y en z over maatschappelijk fenomeen a? Waarom zeggen ze dat en waarom zeggen ze dat zo en niet anders? Hoe komt het dat leerlingen b, c en d andere resultaten krijgen als ze hetzelfde in d zelfde zoekmachine intypen en wat zegt de werking van google-algoritmen over de betrouwbaarheid van informatie per se? Tegenover een ban van alle computers en telefoontjes op school – een radicale, maar aanlokkelijke optie – staat tenminste drie uur kritische mediawijsheid per week, zo niet per dag…
Met of zonder zulk aanbod zwelgen jongeren hoe dan ook in
social media. En worden zij daarin en daardoor steeds meer bevestigd in wat ze
– op dit moment van hun ontwikkeling – toch al denken en voelen en hopen. Het
probleem van moderne media is niet alleen dat ze zoveel aandacht eisen en
stress veroorzaken, het probleem is ook dat ze de werkelijkheid volkomen
fragmenteren. Rondom radicalisering en polarisering maken docenten zich druk over de invloed van samenzweringstheorieën op jongeren - en terecht. Met
gezond verstand zijn die heel gemakkelijk te weerspreken, maar juist dat, helaas, is op de
moderne media dun gezaaid. En dus telen de Illuminati, de Joden, de
vrijmetselaars als geheime wereldheersers nog altijd en wederom welig op menig
website, en is de school, lijken docenten nauwelijks bij machte dat idiote tij
te keren. Kennis? Informatie? Het internet maakt dat kinderen en hun leraren
die twee structureel met elkaar verwarren, en geen flauw benul meer hebben
wat er waar en/of waardevol is.
Ik zou er daarom niet van opkijken wanneer sommige schoolleiders
de kont tegen de krib gooien: school, dat is de vrije studie, en dat gaat om
verlangzaming: de menselijke ervaring zoals geschiedenis, literatuur, kunst, de
wetten van Newton ons die hebben overgeleverd. Ik kan me ook voorstellen dat
anderen doorgaan op ingeslagen wegen, met meer devices om kinderen en docenten op de huidige tijd aan te sluiten;
om maatwerk en individualisering mogelijk te maken. Dat kan en dat mag,
vanzelfsprekend. De cruciale vraag is en blijft echter: sluiten we daarmee echt
aan bij de psychologische belevingswereld van jongeren – dat wat ze voor hun
cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling nodig hebben en aan kunnen
- of proberen we hun beleefwereld te kopieren, met al haar
hectiek en hijgerigheid?
5 opmerkingen:
Ha Alderik,
(Ik sla even je gebruik van de definities van belevingswereld en leefwereld over in mijn reactie maarrr):
Aansluiten op de unieke belevingswereld van elk kind lijkt me geen kattenpis en kan ook niet. Dat is denk ik de reden dat we de leefwereld van kinderen veralgemeniseren tot gemeenschappelijke punten die in deze tijd opgeld doen. Dus nu sociale media. Maakten we ons een paar jaar geleden nog druk over het veel te hoge aantal uren televisie, nu doen we dat over de smartphone. In beide gevallen jagen ouders hun kinderen op gezette tijden naar buiten of naar de sportclub. Het onderwijs heeft een wat ander probleem denk ik met die smartphones. Ik refereer daarbij aan mijn eigen ‘belevingswereld’. Ik zie voor mijn ogen mijn leefwereld (flex werken, veel online, laptopje altijd mee) en mijn beleving ervan veranderen (en die is anders dan die van anderen in eenzelfde soort leefwereld). Beter of slechter? Ik weet het niet: Veel voors maar ook heel ongezonde trekjes: teveel stress, te gejaagd, teveel, teveel tegelijk, teveel informatie, teveel lawaai, te oppervlakkig. Alles te. Compenseren met hardlopen, yoga en mindfulness? Misschien. Of dan maar terug naar de tijd zonder ? Alsjeblieft niet, maar wel nadenken over wat we nu verliezen en weer terug kunnen krijgen: vooral diepgang wil ik terug. Dus niet zo snel mogelijk reageren op (de samenvatting van) een rapport of in 140 tekens heen en weer hakketakken over een blog om het daarna op een digitale stapel te laten verkommeren. Maar wel: lezen, vorsen en analyseren en vergelijken. Dus de vergelijking naar het onderwijs: Smartphones in de tas, devices de school uit? Ik denk het niet. Maar wel wat jij noemt: verlangzamen en vorsen en denken. Maar ik denk dat we er niet aan ontkomen dat als we kinderen willen uitdagen, motiveren of interesseren dat we aansluiten op hun leefwereld. Maar dat moet dan aangevuld worden met manieren waardoor kinderen diepgaand leren, kennis opdoen (want dat is dan het nieuwe probleem). En als dat het beste gaat in de busopstelling met een boek voor ieders neus (en de smartphone in de tas), prima. Maar niet de hele dag en niet elke les.
Dank je voor je bezonnen repliek, Annemiek
In reactie vier bekentenissen:
Natuurlijk heb ik dit blogje bewust als een (valse) tegenstelling geschreven. Ik wil graag prikkelen, tot debat aanzetten, en nuance helpt daar niet in. De waarheid (zo die bestaat) ligt in het spreekwoordelijke midden of - beter nog - in de praktijken die docenten elk voor zich en samen maken op hun scholen. Ik kan en wil daarin niet prescriptief zijn. Niettemin: de vraag is er inderdaad een van maatvoering (hoe vaak, hoe lang is goed voor mijn leerlingen / voor deze leerling?). Maar zulke en andere pleidooien voor 'balans' zijn )behalve rijkelijk vaag) ook onbevredigend.
Je gaat niet in op het verschil tussen leefwereld en belevingswereld, maar dat is hier cruciaal. Mijn tweede bekentenis kan dat duidelijk maken.
Ik ben namelijk bij vlagen zelf een heel enthousiaste internetleraar geweest. Tussen 1999 en 2008 en ook de laatste twee, tweeenhalf jaar heb ik me heel erg bezig gehouden met educatieve websites, ELO's en diergelijke, praktisch en ook theoretisch. Rond 2008 kwam ik echter tot de conclusie dat de investering die ik daarin moest leveren - en ook de stroom mails en gedoe die ELO's opleveren, in geen verhouding stonden tot dat wat het de leerlingen aan leren/leerplezier opleverde Dat laatste -leerplezier- is ook maar heel betrekkelijk het geval, alles went, ook devices.
De afgelopen jaren heb ik me (brommerige neoluddiet) proberen opnieuw uit te vinden en heb het nog eens geprobeerd met school en ICT. Zoals ik in een ander blog al eens schreef, heb ik het de laatste jaren opnieuw en in verhevigde vorm waargenomen (en dat lijkt door onderzoek inmiddels ook bevestigd): internet en ander hip leren leiden helemaal niet (en zeker niet 'zomaar') tot 'diep leren', maar tot snelle oppervlakkigheid. Over leefwereld en Beleefwereld: wij (ouderen!) nemen aan dat kinderen goed uit de voeten kunnen met computers en multimedia. Maar we overschatten hun praktische vaardigheden, en onderschatten, bovenal, het feit zij nauwelijks begrijpen wat ze zoal vinden op dat world Wide web. Ook ik heb die cruciale fout keer op keer gemaakt.
In de laatste fase van mijn werkzame leven als docent (zeg,
De afgelopen tweeëneenhalf jaar) heb ik erg geleden onder mobieltjesstress. Ja, onder mijn eigen mobieltjesstress, zeker, en onder die van mijn leerlingen. Bovendien was ik er getuige van wat verkeerd begrepen laptoponderwijs met het gedrag, met het leren van kinderen kan doen, met de sociale opmaak van klassen ook. De vraag naar leefwereld versus belevingswereld wordt zo op een andere manier bieden: moet de school niet bewust dat tegenwicht bieden tegen die volledig gemedieerde, ook individualiserende manier van doen en zijn? Dat is cultuurkritisch ouderwetsch geneuzel, ik weet het. Maar is het niet juist onze taak om 'verscheidenheid aan ervaringen' te bieden (Humboldt) en inderdaad, wat ik in het oorspronkelijke stukje al zei - radicaal te verlangzamen?!
Dat, tenslotte, is voor mij de kern. Dat heeft ook met mezelf te maken. Sinds drie weken leef ik in een ander ritme dan dat van een schoolmeester. Of ik het fijn vind weet ik nog niet. Ik heb opeens zeeën van tijd, zi kijkt het, tijd die ik zelf moet inrichten en niet voor me is ingericht. Dat levert een hele andere beleving op, ander denken ook. Nu pas realiseer ik me (opnieuw, heel sterk) hoe enorm hectisch het schoolgebeuren is. Met of zonder devices zou ik het de school, docenten, leerlingen gunnen dat er meer tijd komt, dat er aandacht kan zijn, dat het leergebeuren langzamer en meer los in de tijd kan worden gedacht en gedaan. Dan gaat het om arbeidsvoorwaarden, zeker, maar ook om een aanpak, een didactiek van verlangzaming en studie, als trage waarheidsvinding...
Volgens mij ga ik impliciet wel in op het verschil tussen leefwereld en belevingswereld. Ik vertaal belevingswereld als de manier waarop de leefwereld wordt ervaren. We zien dingen in die leefwereld (veranderen) waar jij een antwoord op probeert te geven in relatie tot de beleving ervan... toch?
Ik denk dat de kern is, dat niet alleen het onderwijs maar ook het leren is veranderd en dat we daar onvoldoende antwoord op hebben of van weten of doorhebben. Het gaat teveel over het gebruik van, leuke dingen doen in de klas etc. Ik vind je blog interessant, omdat je daar bij weg gaat en het diepere probleem aansnijdt. Je kunt alleen de leefwereld zelf niet veranderen, ook niet door die uit de school te willen bannen.
Ik refereerde aan mijn eigen gedrag (en dat van andere ouderen (sic).omdat ik het ongezond vind (letterlijk), maar ook omdat de manier van werken (en leren) oppervlakkiger is geworden. Minder tijd voor verdieping, maar ook minder connectie met collegae én ik krijg een verwrongen beeld van de werkelijkheid te zien: ideeën worden uitvergroot neergesabeld, mensen worden in hokjes gezet en de complottheorieen doen het goed.
Dat negatieve deel is ook wat er bij jongeren gebeurt. Wij (ouwelullen die we zijn :-)) weten dat het vroeger anders was, die jongeren niet. Voor hun is die belevingswereld de werkelijkheid. Dus dan geef ik je gelijk, dan moet de school tegenwicht bieden. Verlangzamen, mooi woord (!). Dan is cultuurkritiek geen ouderwets geneuzel maar juist nodig om ontwikkelingen te duiden en de vraag te stellen of we daar in het onderwijs in mee willen gaan of dat we tegenwicht moeten bieden (Dezelfde discussie hebben wij volgens mij gehad over maatwerk en individualisering).
Tegelijkertijd (terug naar de social media etc) wil ik niet meer anders, het heeft het mijn blik verruimd, ik vind mijn werk prettiger, vrijer en mijn netwerk ziet er anders uit dan tig jaar geleden. Net als het negatieve deel, is het positieve deel ook naar leerlingen te maken. Meer informatie, groter netwerk, sociale leven is anders, leren is anders.
Zonder de social media hadden wij dit gesprek ook niet gehad. Sterker nog, had jij eenzaam je stukjes op een zolderkamer zitten typen, had je op zoek moeten gaan naar een onbekende uitgever die dat natuurlijk nooit … :-). Had je ws niet zo’n rare baan aangenomen met collegae die allemaal lopen te flexen op plekken waarvan je niet waar die zijn. En om dat bruggetje te maken: het verschil tussen dat werken en het werken in de school lijkt me ook enorm (maar niet zo groot als jij nu ervaart omdat beginnen met een nieuwe baan vaak het gevoel van tijd oplevert; die agenda gaat heus vollopen). Om het verlangzamen (en minder hectisch en gefragmenteerd) voor leerlingen en leraren te realiseren zou ik beginnen met lessen van 50 minuten af te schaffen en gaan denken in dagdelen. Deze opmerking verdient vast weer een dosis cultuurkritiek maar mensen: de organisatie van het onderwijs díe is toch niet meer van deze tijd?.
Hoi Alderik,
Dank voor je blog. Het is een kwestie waar ik tijdens het vertalen van 'Pedagogiek: de plicht om weerstand te bieden' aan moest denken. Volgens mij dienen we als onderwijzers ergens voor durven te staan, onze verantwoordelijkheid serieus nemen en situaties scheppen, met en zonder ict, waarin er vertraging, rust en concentratie kunnen ontstaan.
Een element wat ik nog zou willen voegen aan de analyse is de relatie tussen het aanwakkeren van (pseudo)verlangens en commercie. De school heeft als democratisch instituut m.i. de pedagogische plicht de (kapitalistische) logica van versnelling ('meer,sneller en nu meteen') buiten de deur te houden.
Simon
Beste Alderik,
Weer een fijne blogpost. Dank daarvoor!
Ik wil reageren op je laatste alinea. Ik ben zo’n schoolleider. Welke? Eentje die de kont tegen de krib gooit én doorgaat op de ingeslagen weg? Daar kun je in het licht van je blog dus op het eerste oog helemaal niks mee, maar laat ik het toelichten. Ik zie mezelf niet als een (neo)luddiet, maar zie wel de nadelen en overtrokken loftuitingen op het gebruik van devices in de klas. In een klassieke situatie is het zelfs linke soep om veel waarde te hechten aan de voordelen van laptops en tablets in de klas. Deze week verscheen hierover een tamelijk helder blog van Pedro de Bruyckere. https://onderzoekonderwijs.net/2016/05/15/deze-studie-maakte-sugata-mitra-kwaad-laptops-in-klas-doen-punten-dalen/
De investeringen die ik in de scholen aanjaag rondom ICT zijn niet het aanschaffen van (meer) devices voor leerlingen, maar vooral het optimaal in orde hebben van het digitale netwerk in de scholen. Er stroomt immers ook kraakhelder heerlijk zuiver water uit de kranen in onze scholen terwijl nergens ophangt dat we het nuttigen van water ten zeerste toejuichen. We hebben het omdat het vanzelfsprekend hoort bij onze basisuitrusting voor de kwaliteit van leven. Wifi heeft deze status in een verbluffend tempo ook al bereikt.
In mijn jeugd leefden jongeren in drie werelden: de wereld van de straat, van school en van thuis. Inmiddels is daar een vierde bijgekomen, de virtuele wereld. Wanneer kinderen thuis zijn denken we als ouders dat ze thuis zijn, maar in werkelijkheid vertoeven ze voornamelijk in de virtuele wereld. De smartphone zit aan hun handen geplakt. Op school dreigt hetzelfde te gebeuren wanneer we niet oppassen. Als de verbinding met de virtuele wereld wordt bedoeld onder het aansluiten bij de belevingswereld van kinderen, ben ik daar faliekant tegen en heeft school een taak om hier de juiste balans in te bepalen. Wat dat betreft gooi ik de kont tegen de krib en deel ik je pleidooi voor vrije studie, verlangzaming en voeg ik eraan toe, verveling.
Toch blijf ik investeren in ICT, maar zoals gezegd niet per se in devices. Want je suggereert in je blog dat die het maatwerk en personalisering van leerlingen mogelijk maken. (Je gebruikt overigens het woord individualisering, maar dat vind ik een onterechte diskwalificatie van de term personalisering of de hele maatwerkdiscussie in zijn algemeen).
Wat mij betreft maken de devices niet het maatwerk en de personalisering van onderwijs mogelijk, maar de technologie in zijn algemeenheid (waardoor ook die devices kunnen functioneren). Wanneer we van elk kind de persoonlijke groei en ontwikkeling in kaart willen brengen, dan kunnen we dat nu, en niet eerder dan nu, dankzij die technologie. Tien jaar geleden waren we nog veroordeeld tot schriftjes. Voor vijf leerlingen zou dat nog wel lukken, maar voor 1000? We werken in Roermond aan een platform dat 1000 verschillende kinderen met verschillende groeipatronen in kaart brengt. Met dit soort technologie ben ik blij, omdat het daadwerkelijk iets toevoegt aan het anders organiseren van het onderwijs.
Nu ik toch bezig ben kan ik het niet nalaten nog iets inhoudelijks over maatwerk te zeggen. Maatwerk heeft niets te maken met devices. Ik zeg Biesta na die zegt dat maatwerk een didactisch principe is dat hij naast het pedagogische principe van leren van en met anderen in de groep zet. Uit onderzoeken wordt duidelijk dat maatwerk stoelt op drie uitgangspunten: 1. De leerling zit mee aan het stuur in het vormgeven van zijn eigen leerproces, 2. Begeleiding op het leerproces van elk kind is belangrijker dan sturing op resultaat, en 3. Het leren sluit aan bij de reeds aanwezige kennis en kunde van ieder kind. Een knappe die deze drie uitdagingen met slechts een iPad of laptop voor elkaar krijgt. Daar moet een heel systeem voor op zijn kop.
Een reactie posten