zondag 19 april 2020

#Homeschooling 2020 deel 2: taboes



Na de eerste week in lockdown en gedwongen homeschooling schreef ik daar een blogje over. Ik nam me voor om dat vaker te doen, maar ik deed het niet. Wat heb ik te melden over een situatie waar miljoenen ouders en kinderen in verkeren? Bovendien was m’n enthousiasme over het homeschool-gebeuren na een week of wat wel aardig weg – ook dat zal veel mensen niet zo vreemd voorkomen… Na 5 of 6 weken (ik ben de tel kwijt) valt me evengoed een aantal dingen op. Dingen waar het in de berichtgeving en op de social media naar mijn gevoel niet gaat. Zijn ze taboe? En mogen we die ook doorbreken?


verschillen

Aan het einde van m’n vorige blog stelde ik dat de homeschool-situatie de kloof tussen kinderen van hoog- en laagopgeleiden nog eens extra zou verdiepen. Daar ging het de afgelopen weken – terecht – heel veel over. Daarnaast was er – even terecht – veel lof voor de digitale revolutie die scholen in een paar dagen, een flinke week wisten te bewerkstelligen. De suggestie is of lijkt nu dat álle scholen dat digitale  inmiddels wel een beetje op de rit hebben, en dat er – gegeven de omstandigheden – het best mogelijke wordt gedaan. Ik kan dat niet ontkennen, maar ook niet volmondig bevestigen: ik vermoed dat het sommige scholen stukken beter lukt dan anderen. En dat ook dát bijdraagt aan de verschillen die er tussen kinderen ontstaan.

scholen A en B

Mijn meest directe waarnemingen betreffen de scholen van mijn pleegkinderen. School A hing in week 1 een aantal oefeningen in de ELO – woordenschat, staal en rekenen – met de mededeling dat de kinderen de komende weken alleen maar zouden oefenen. Na enig vragen en duwen hebben we inmiddels wat hand- en werkboeken gekregen – geschiedenis, aardrijkskunde en Engels, en rekenen en taal natuurlijk – en toegang tot wat andere sites. Daar zijn we al deze weken – naar eigen inzicht – met een weerbarstige pre-puber mee aan de slag. Er is geen rooster, er zijn geen instructies, er is geen videocontact tussen leerlingen en leerkrachten. Een keer per week een mailtje of een belletje met de ouders, en dat was het wel.


School B doet het anders. Op dinsdag halen we op school werkboeken en instructiebladen op. Op vrijdag leveren we die ook live weer in. Op maandag mogen de kinderen ‘herhalen’, en dat wil zeggen: rondhangen in digitale leeromgevingen. Wel is er sinds twee weken een nieuwe meester die enthousiast werk is gaan maken van uitlegvideo’s. Deze week was er bij wijze van experiment een bijeenkomst in teams – die gierend uit de hand liep. Volgende week probeert hij het nog een keer, en dan misschien wel met een opdracht of een les. Mogelijk weet hij niet dat vrijwel  alle jongetjes in zijn klas de principes van online-lesgeven kennen, doordat vrijwilligers van de Scouting al sinds week 2 (!) van de lockdown gestructureerde opkomsten houden via Zoom…

context

Elke school heeft een eigen context en een eigen leerproces. School A is er een voor so met een verwaterd antroposofisch verleden. Zij hebben andere issues – kinderen in echt moeilijke situaties, bijvoorbeeld – en differentiëren bewust in de aandacht-op-afstand. School B is een reguliere basisschool die moeilijke tijden doormaakt,  met o.a. veel wisselingen van personeel en directie. Ik neem ze niks kwalijk en zeker niet de maat. Maar ik stel wel vast dat de aanpakken heel verschillend zijn, en dat de kwaliteit en de effectiviteit van de inspanningen verschillen. Wel zijn ze allebei sterk afhankelijk van de begeleidende ouders thuis – het verschil dat juist de school zou moeten opheffen.

n = 2, Dus kan ik niks over het geheel van het land zeggen, maar ik ga er van uit dat deze en vergelijkbare  verschillen zich op meer plekken voordoen. En dat het in brugklassen volgend jaar dus niet alleen gaat uitmaken of er wel of geen laptops en geletterde ouders in huis waren, maar ook hoe basisscholen de uitdagingen van deze tijd hebben opgepakt.

rapport



De Onderwijsraad kwam deze week met een rapport met ideeën voor de nabije toekomst. Ik vond daar zinnige dingen in staan over kwetsbare kinderen en duurzame ondersteuning van het afstandsonderwijs, maar op de social media ontplofte de onderwijs-community. Het (voorzichtige, mogelijke) idee om de zomervakantie naar voren te halen zou het werk dat docenten, leerlingen en ouders nu leveren miskennen. In die gevallen waar docenten en leerlingen inderdaad onder moeilijke omstandigheden (veel te) hard werken snap ik dat sentiment. Maar ik weet niet zeker of dat wat sommige docenten en leerlingen in het vo inderdaad aan afstandsonderwijs doen, overal de standaard is. Het gaat anders in het po, het vmbo, het mbo, het hbo en ook hier: scholen verschillen...


Wat het vo betreft: op sommige scholen krijgen examenleerlingen regelmatig tutorials. Op andere krijgen ze de algemene instructie om gewoon zelfstandig ‘de stof’ door te nemen. Op sommige scholen gaan docenten in het gebruikelijke tempo met hun lessen door, zetten er qua efficiëntie zelfs een tandje bij. Anderen schroeven het tempo juist terug en prioriteren in leerdoelen. Sommige mentoren houden van begin af aan de vinger aan de pols bij alle leerlingen. Anderen deden er een paar weken over om überhaupt contact te leggen (seriously). Er is – terecht – veel ophef over leerlingen die ‘van de radar’ zijn, onvindbaar voor de school. Maar er zijn ook docenten die al paar weken geen noemenswaardig werk meer doen en – no kiddin - zelfs docenten die van de radar verdwenen zijn.

pech

Anekdotes zeggen niks, en mijn lockdown-waarneming is zeer zeker beperkt en gekleurd. Maar ook in corona-tijden valt me op dat de verschillen tussen scholen in Nederland heel wezenlijk zijn. En dat het krijgen van goede begeleiding bij het leren thuis voor leerlingen en ouders niet alleen een kwestie is van opleiding, van rust en ruimte en van hardware, maar in gegeven gevallen domweg een kwestie is van geluk of pech. Dat is geen verwijt, gericht aan niemand: vrijwel iedereen maakt er in deze rare tijden het beste van. Maar beyond de reële of vermeende ‘leerachterstanden’ krijgen sommige kinderen van institutionele zijde meer aandacht, begeleiding en zorg dan andere. Dat is een realiteit waar ouders en leerlingen nu, en scholen ook straks mee te maken zullen hebben.


Alderik (namens zichzelf)






Geen opmerkingen: