zaterdag 7 april 2012

sturen op cijfers geeft perverse impuls

Sturen op cijfers geeft perverse impuls


Het gemeentebestuur van Rotterdam bindt de strijd aan met schooluitval en gemiddeld lage scores in de Maasstad (School moet scoren voor subsidie; Trouw, 25-11-2011). Omdat er óók bezuinigd moet worden, gaat het er ferm aan toe: gaan de gemiddelde CITO-scores en cijfers niet omhoog, dan loopt een school subsidies mis. De wethouder noemt dit 'sturen op kwaliteit',  maar zal bedrogen uitkomen: van zulk soort chantage met cijfers kan het onderwijs alleen maar slechter worden.

De gemiddelde CITO-scores van Rotterdamse scholieren zijn relatief laag. Dat is niet verwonderlijk: de volwassen bevolking van stad en regio  Rotterdam is gemiddeld laagopgeleid en arm. Er bestaat een sterk positief verband tussen sociaal-economische status (SES) van ouders en de schoolprestaties van hun kinderen. Ook al zouden we graag anders zien: armoede en een lage opleiding zijn in Nederland daardoor  nog steeds 'erfelijk'. Om die spiraal te doorbreken sluit de Gemeente nu 'prestatiecontracten' met schoolbesturen: afhankelijk van de samenstelling van de wijk moeten de koste wat kost gemiddeldes omhoog. Zulk beleid klinkt veelbelovend en daadkrachtig, maar zal weinig tot niets uitrichten. Sterker nog: dit soort sturen op cijfers is een regelrechte bedreiging voor de kwaliteit van onderwijs.

Allereerst veronderstelt de maatregel dat scholen de prestaties van leerlingen 'zomaar' kunnen  laten stijgen. Dat is maar tot op zekere hoogte het geval. Vanzelfsprekend zijn er goede scholen en excellente docenten, zulke die meer uit hun leerlingen weten te halen dan anderen. En vanzelfsprekend zijn er ook scholen en docenten die een beetje extra impuls wel kunnen gebruiken. Daar hebben wij een schoolinspectie voor. Die instelling kan ook laten zien dat 'goede' scholen niet per se in Hillegersberg staan, en slechte alleen 'op Zuid', zoals de wethouder wel suggereert. Maar hoe dan ook: het idee dat álle scholen altijd hun kwaliteit nog verder kunnen verbeteren is utopie, pure maakbaarheidsfantasie. Hoezeer hersentjes ook plastisch zijn, het IQ een tijdelijk gegeven, er bestaat zoiets als aanleg voor schools leren. Die aanleg is ongelijk verdeeld over de bevolking - hoewel kinderen met gelijke aanleg in  Nederland opvallend vaak ook bij elkaar op de basisschool zitten...

Dat betekent niet dat de gemiddelde scores en cijfers niet zullen stijgen. Ik gok er zelfs op dat Rotterdamse scholen hun doelstellingen met gemak zullen halen. Hoe groter het belang dat wordt gehecht aan tests en toetsen, zo leren ook ervaringen uit de Verenigde Staten, hoe beter ze worden gemaakt. Niet omdat de leerlingen 'beter' worden, welnee; met de hete adem van de Gemeente in de nek zullen zij leerlingen nog  meer laten oefenen op de CITO-toets, nog meer trainen op eindexamens, de schoolexamens nog gemakkelijker maken, nog meer druk uitoefenen op de brekebeentjes om op de juiste dag ziek te zijn... Worden de belangen heel erg groot, dan zal er inderdaad ook domweg worden gefraudeerd. Dat mag niet, nee, maar de Gemeente lokt dat op deze manier wél uit.

De CITO-toets is ooit ontworpen als een schoolvaardigheidstoets. Meesters en juffen gebruikten het om hun intuïtie over het niveau van een leerling te toetsen en te kijken of de school haar eigen doelstellingen had behaald. Inmiddels is deze CITO-toets verworden tot een 'eindexamen basisonderwijs', op basis waarvan we kinderen op jonge leeftijd voorselecteren voor de arbeidsmarkt. Op menige school doen leerlingen in groep acht inmiddels weinig meer dan oefenen – oefenen – oefenen op een test. Zeker in een stad als Rotterdam zouden ze in dat cruciale jaar veel kunnen leren, over kunst, seks, burgerschap, de wereld, maar nee: wij trainen hen in het maken van multiple choice.

Met het opvoeren van de test-stress zijn de resultaten vooralsnog niet dramatisch gestegen. Wél ervaar ik als docent op een middelbare school in Rotterdam dat de voorspellende waarde van de CITO-toets ook nu al is afgenomen. Daardoor lijkt het erop dat meer leerlingen op basis van de CITO op niveaus geplaatst worden waar ze maar moeilijk me kunnen komen. Soms gaat dat goed – veel geploeter, minimale cijfers – en dat is pure winst. Vaak ook gaat dat niet goed: na 'n paar moeizame jaren stroomt een leerling af naar een ander niveau, of stroomt 'ie uit naar de arbeidsmarkt. Maar beide - de minimale cijfers, de afstroom dan wel uitstroom - moesten juist voorkomen.

De wethouder van Rotterdam zegt dat hij 'stuurt op kwaliteit', maar hij chanteert met cijfers. In de VS en elders is dit soort accountability management alweer een tijdje passé. Het werkt niet, en in het onderwijs zelfs averechts: een nog schraler onderwijsaanbod, meer mismatch tussen leerlingen en scholen, een graduele daling van het onderwijsniveau en mogelijk meer schooluitval. In nog modernere management-boekjes gaat het daarom nu over diepere oorzaken, verantwoordelijkheden, netwerken, motieven en waarden. In het geval van het Rotterdamse onderwijs zou het dus moeten gaan om armoedebestrijding, het versterken van sociaal en cultureel kapitaal, het teruggeven van verantwoordelijkheden aan scholen en docenten en -juist nu – om het verstevigen van het aanbod op het gebied van culturele, kunstzinnige en maatschappelijke vorming. Vooral dat laatste is van levensbelang voor democratie en samenleven in de metropool Rotterdam, maar ja, dat laat zich zo moeilijk meten...

Geen opmerkingen: