Sturen op cijfers
geeft perverse impuls
Het gemeentebestuur van Rotterdam bindt de strijd
aan met schooluitval en gemiddeld lage scores in de Maasstad (School moet scoren
voor subsidie; Trouw, 25-11-2011). Omdat er óók bezuinigd moet worden, gaat het
er ferm aan toe: gaan de gemiddelde CITO-scores en cijfers niet omhoog, dan
loopt een school subsidies mis. De wethouder noemt dit 'sturen op
kwaliteit', maar zal bedrogen uitkomen: van zulk soort chantage met
cijfers kan het onderwijs alleen maar slechter worden.
De gemiddelde CITO-scores
van Rotterdamse scholieren zijn relatief laag. Dat is niet verwonderlijk: de volwassen
bevolking van stad en
regio Rotterdam is gemiddeld laagopgeleid en
arm. Er bestaat een sterk positief verband tussen sociaal-economische status
(SES) van ouders en de schoolprestaties van hun kinderen. Ook al zouden we graag
anders zien: armoede en een lage opleiding zijn in Nederland daardoor
nog steeds 'erfelijk'. Om die spiraal te doorbreken sluit de Gemeente nu
'prestatiecontracten' met schoolbesturen: afhankelijk van de samenstelling van
de wijk moeten de koste wat kost gemiddeldes omhoog. Zulk beleid klinkt
veelbelovend en daadkrachtig, maar zal weinig tot niets uitrichten. Sterker nog:
dit soort sturen op cijfers is een regelrechte bedreiging voor de kwaliteit van
onderwijs.
Allereerst veronderstelt de maatregel dat scholen de
prestaties van leerlingen 'zomaar' kunnen laten stijgen. Dat is maar tot op zekere hoogte het
geval. Vanzelfsprekend zijn er goede scholen en excellente docenten, zulke die
meer uit hun leerlingen weten te halen dan anderen. En vanzelfsprekend zijn er
ook scholen en docenten die een beetje extra impuls wel kunnen gebruiken. Daar
hebben wij een schoolinspectie voor. Die instelling kan ook laten zien dat
'goede' scholen niet per se in Hillegersberg staan, en slechte alleen 'op Zuid',
zoals de wethouder wel suggereert. Maar hoe dan ook: het idee dat álle scholen
altijd hun kwaliteit nog verder kunnen verbeteren is utopie, pure
maakbaarheidsfantasie. Hoezeer hersentjes ook plastisch zijn, het IQ een
tijdelijk gegeven, er bestaat zoiets als aanleg voor schools leren. Die aanleg
is ongelijk verdeeld over de bevolking - hoewel kinderen met gelijke aanleg
in Nederland opvallend vaak ook bij elkaar op de
basisschool zitten...
Dat betekent niet dat de gemiddelde scores en
cijfers niet zullen stijgen. Ik gok er zelfs op dat Rotterdamse scholen hun
doelstellingen met gemak zullen halen. Hoe groter het belang dat wordt gehecht
aan tests en toetsen, zo leren ook ervaringen uit de Verenigde Staten, hoe beter
ze worden gemaakt. Niet omdat de leerlingen 'beter' worden, welnee; met de hete
adem van de Gemeente in de nek zullen zij leerlingen nog meer laten
oefenen op de CITO-toets, nog meer trainen op eindexamens, de schoolexamens nog
gemakkelijker maken, nog meer druk uitoefenen op de brekebeentjes om op de
juiste dag ziek te zijn... Worden de belangen heel erg groot, dan zal er
inderdaad ook domweg worden gefraudeerd. Dat mag niet, nee, maar de Gemeente
lokt dat op deze manier wél uit.
De CITO-toets is ooit ontworpen
als een schoolvaardigheidstoets. Meesters en juffen gebruikten het om hun
intuïtie over het niveau van een leerling te toetsen en te kijken of de school
haar eigen doelstellingen had behaald. Inmiddels is deze CITO-toets verworden
tot een 'eindexamen basisonderwijs', op basis waarvan we kinderen op jonge
leeftijd voorselecteren voor de arbeidsmarkt. Op menige school doen leerlingen
in groep acht inmiddels weinig meer dan oefenen – oefenen – oefenen op een test.
Zeker in een stad als Rotterdam zouden ze in dat cruciale jaar veel kunnen
leren, over kunst, seks, burgerschap, de wereld, maar nee: wij trainen hen in
het maken van multiple choice.
Met het opvoeren van de test-stress zijn
de resultaten vooralsnog niet dramatisch gestegen. Wél ervaar ik als docent op
een middelbare school in Rotterdam dat de voorspellende waarde van de CITO-toets
ook nu al is afgenomen. Daardoor lijkt het erop dat meer leerlingen op basis van
de CITO op niveaus geplaatst worden waar ze maar moeilijk me kunnen komen. Soms
gaat dat goed – veel geploeter, minimale cijfers – en dat is pure winst. Vaak
ook gaat dat niet goed: na 'n paar moeizame jaren stroomt een leerling af naar
een ander niveau, of stroomt 'ie uit naar de arbeidsmarkt. Maar beide - de
minimale cijfers, de afstroom dan wel uitstroom - moesten juist
voorkomen.
De wethouder van Rotterdam zegt dat hij 'stuurt op kwaliteit',
maar hij chanteert met cijfers. In de VS en elders is dit soort accountability
management alweer een tijdje passé. Het werkt niet, en in het onderwijs zelfs
averechts: een nog schraler onderwijsaanbod, meer mismatch tussen leerlingen en
scholen, een graduele daling van het onderwijsniveau en mogelijk meer
schooluitval. In nog modernere management-boekjes gaat het daarom nu over
diepere oorzaken, verantwoordelijkheden, netwerken, motieven en waarden. In het
geval van het Rotterdamse onderwijs zou het dus moeten gaan om
armoedebestrijding, het versterken van sociaal en cultureel kapitaal, het
teruggeven van verantwoordelijkheden aan scholen en docenten en -juist nu – om
het verstevigen van het aanbod op het gebied van culturele, kunstzinnige en
maatschappelijke vorming. Vooral dat laatste is van levensbelang voor democratie
en samenleven in de metropool Rotterdam, maar ja, dat laat zich zo moeilijk
meten...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten