Vorige week lanceerde Paul Rosenmöller, voorzitter
van de vo-raad een plannetje. Daar is al heel veel over geschreven, dus daar
wil ik het hier verder niet over hebben. Interessanter vind ik het om na te
gaan wat het kost, zo’n plannetje. Paul lanceert een plannetje. De wettelijke
kaders daarvoor zijn allang geregeld. De ‘cultuur’ is er echter nog niet in het vo en het
hoger onderwijs ligt dwars waar het gaat om de toelating. Niettemin of juist daarom komt Paul
met een plannetje.
Ik stel me voor:
In de stad waar ik werk stroopt een imaginaire wethouder –
immer energiek- de mouwen op. “Dat gaan we inregelen!”. Hij roept de
voorzitters van de colleges van bestuur van de drie grote ‘partijen’, dat wil
zeggen, van de schoolbesturen bij zich. Die laten zich in allerijl bijpraten door
elk twee beleidsadviseurs die de kaders en de mogelijkheden binnen
de eigen organisatie in kaart hebben gebracht. Na lang, gemaakt-stroef overleg
besluiten de drie besturen de beleidswens van de wethouder te gaan vertalen 'naar het veld toe’. Dus schrijven niet zes
maar negen beleidsadvisers nota’s waarmee de rectoren van de verschillende
scholengroepen ‘gemasseerd’ kunnen worden, zodat die, na vermeend-stroperig
overleg, op hun beurt de locatiedirecteuren voor zich kunnen winnen. Ieder voor
zich gaat het anders doen, want ja, autonomie en zo, dus produceren verschillende
papierschuivers op school- en locatie-niveau nog wat papieren tijgers waarmee
teamleiders – na lang overleg onderling – met de docenten van hun teams aan de slag kunnen. Die
bieden uit principe of reflex de nodige weerstand, zodat het een vergadering of
drie duurt voordat teruggekoppeld kan worden aan de locatiedirecteur dat ..,
die weer terugkoppelt aan … dat … zodat … opnieuw … pilot … effectmeting … Enfin.
Met een beetje goede wil zou het plannetje van Paul dus in de schoolplannen van 2016-2017 kunnen worden ‘meegenomen’, mits er tussendoor natuurlijk geen kinken in kabels ontstaan – ministers vallen, wethouders opstappen, het gepersonaliseerde leren over haar ‘hype’ heen, het HO voet bij stuk - zodat er in 2017 – 2018 pilots kunnen worden gedraaid. Op z’n vroegst.
Met een beetje goede wil zou het plannetje van Paul dus in de schoolplannen van 2016-2017 kunnen worden ‘meegenomen’, mits er tussendoor natuurlijk geen kinken in kabels ontstaan – ministers vallen, wethouders opstappen, het gepersonaliseerde leren over haar ‘hype’ heen, het HO voet bij stuk - zodat er in 2017 – 2018 pilots kunnen worden gedraaid. Op z’n vroegst.
Terug naar de kern. Alleen al in ‘mijn’
stad zitten er tussen het plan van Paul en de (eventuele) effectuering ervan op het niveau van de leraar en de
klas grofweg zestig (60!) bovenmodale papierschuivers die er een
hoogopgeleid plasje over mogen doen. Hoe vaak wordt deze hele cyclus in het hele land door besturen, managers, teamleiders en leraren doorlopen???
Veel van het ‘werk’ dat zo in dit ‘voorveld’
wordt gedaan is volstrekt overbodig. Op elk niveau wordt namelijk hetzelfde toneelstukje
opgevoerd; deeelnemers aan overleggen moeten het idee krijgen dat ze serieus
genomen worden, want ja, autonomie en zo. Uiteindelijk weet iedereen – op elk
niveau in de schoolorganisatie – aldoor precies hoe de hazen lopen en wordt er altijd
concordantie bereikt op iets dat dicht bij het oorspronkelijke voorstel ligt en
waar ieder nog een eigen draai aan meent te kunnen geven. Hoera! Nu de
implementatie nog…
Het gaat me er niet om dat dit bureaucratisch
gedoe is – bureaucratie is immers niet per se slecht. Waar het om gaat is dat
deze soort van bureaucratie zichzelf noodzakelijk vergroot en versterkt, maar
niet meer direct verwijst naar het doel dat wordt gediend, namelijk goed
onderwijs. Scholen zijn grondwettelijk autonoom, inderdaad. Waarom zouden
zoveel dure mensen zo druk bezig zijn ingewikkelde politieke spelletjes te
spelen waarin die autonomie tegelijk bevestigd én ontkend wordt, versterkt en
ondergraven?
De “IJzeren
wet van het Liberalisme”, schrijft economisch antropoloog David Graeber in
toespeling op Robert Michels: “states
that any market reform, any government initiative intended to reduce red tape
and promote market forces will have the ultimate effect of increasing the total
numer of regulations, the total amount of paperwork, and the total number of
bureaucrats the goverment employs (Graeber 2015). In en door die
bureaucratie werken,
zo schreef dezelfde Graeber elders al, meer en meer mensen die op geen enkele
manier nog waarde toevoegen aan de economie of het primaire proces van
dienstverlening (onderwijs, zorg, een schone stad), maar die alleen nog waarde
verplaatsen (Graeber 2013). Paradoxaal genoeg, zo schrijven ook Rutger Bregman en Jesse Frederik in hun deze
week verschenen Essay voor de Maand van de Filosofie, krijgen in onze hoogontwikkelde
economie mensen die wél iets waardevols doen (leraren, verpleegkundigen, schoonmakers)
in de regel veel minder betaald dan degenen die niets aan waarde toevoegen
(beleidsmedewerkers, CEO’s, consultants, lobbyisten, 'leiders', managers, enz.), maar die (daarom?) wel 'macht' hebben over wat er op de werkvloer gebeurt (Bregman & Frederiks 2015).
Sommigen menen dat dit niet lang meer kan duren, en dat elke volgende economische crisis al dit soort bullshit jobs op zal ruimen (Mulder 2014). Anderen voorzien juist dat de leidende gremia zichzelf nog een flinke tijd in stand zullen kunnen houden, en dit meer en meer ook ten koste van de werkers op de werkvloer (Graeber 2015).
Sommigen menen dat dit niet lang meer kan duren, en dat elke volgende economische crisis al dit soort bullshit jobs op zal ruimen (Mulder 2014). Anderen voorzien juist dat de leidende gremia zichzelf nog een flinke tijd in stand zullen kunnen houden, en dit meer en meer ook ten koste van de werkers op de werkvloer (Graeber 2015).
Wat het zal worden weet ik vanzelfsprekend
niet. Wat me du moment het meeste dwars zit is niet, of niet in de eerste
plaats het feit dat ik als docent al vijf jaar op een nul-ljn zit; dat alle
extra gelden die steeds aan het onderwijs beloofd en gegeven zijn (dat wil zeggen: begrotingstechnisch verplaatst zijn) niet in
de klas terecht zijn gekomen (de klassen zijn juist vergróót); dat mijn schoolbestuur
miljoenen heeft zoekgemaakt en ik nu harder werken mag voor hetzelfde loon; dat
er sowieso erg veel geld weg lijkt te lekken in het onderwijs, waarheen dan
ook.
Wat me écht dwars zit is dat de structuur van
het onderwijsbestel oligarchisch en ondoorzichtig is geworden, en zich op alle
niveaus onttrekt aan vormen van inspraak en democratische controle. Onderwijs
is een dienst van de samenleving aan de samenleving. Niet alleen leraren, maar
ook ouders, kinderen, andere betrokken burgers zouden mee moeten kunnen denken
en praten over de toekomst ervan. Daar worden, heus, allerlei aardige
initiatieven rond genomen, maar als het erop aankomst is de oligarchische macht
van de besturen en de bestuurders in het veld enorm.
Dat roept Paul namens die bazen en baasjes zelf óók, en dat is ook
zonder meer een van zijn betere plannetjes: het organiseren van daadwerkelijke
tegenmacht op alle niveaus van onderwijsorganisaties om tunnelvisie en machtsmisbruik te voorkomen (vgl. Commissie Goed Onderwijsbestuur 2014; Halsema 2013). Op de ondoorzichtige manier echter zoals
besturen én de sector-raden zelf nu opereren, buiten de openbaarheid om en met een enorme informatiemacht die (bewust) niet wordt afgebouwd/gedeeld, kan die tegenmacht moeilijk meer zijn dan ‘repressieve tolerantie'.
Zelf denk ik daarom dat ‘tegenmacht’ alleen niet
voldoende zal zijn, en dat er meer radicaal veranderd moet worden in de
richting van daadwerkelijke autonomie van scholen. Een concreet, werkbaar plan heb ik al
wel, maar daarover kan ik nu nog niets loslaten. Meer daarover in Het Alternatief deel II dat in september onder redactie van René Kneyber zal
verschijnen.
Tot dan de open discussievraag:
waar zit ‘macht’ in het onderwijs en waar zou hij volgens jou kunnen of moeten liggen?
waar zit ‘macht’ in het onderwijs en waar zou hij volgens jou kunnen of moeten liggen?
Bregman, R., & Frederik, J. (2015). Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers. Amsterdam: De Correspondent/Stichting Maand van de Filosofie
Commissie Goed
Onderwijsbestuur VO (2014). De letter en de geest. Adviezen voor versterkingvan de bestuurskracht in het voortgezet onderwijs. Den Haag: VO-Raad.
Graeber, D. (2013).
On the Phenomenon of Bullshit Jobs.
Graeber, D. (2015) The Utopia of Rules. On Technology, Stupidity, and the secret Joys of Bureaucracy. Brooklyn/London: Melville House
alsema,
F. , M. Februari, F. Van Kalleveen & D. Terpstra (red.) (2013). Eenlastig gesprek. Advies Commissie Behoorlijk Bestuur. (z.p.)
Mulder, K. (2014). Pakkenproletariaat. Leusen: ISVW
Geen opmerkingen:
Een reactie posten