Het is nogal hip op het moment om
onderwijsmythen te kraken. Bij wijze van intro vat ik dan eerst maar eens de
grootste van allen aan: Maria Montessori. Nee, zij was niet de eerste vrouw die in Italie Medicijnen studeerde. En nee,
zij heeft niet in haar eentje een
nieuwe visie op en/of aanpak voor het onderwijs ontwikkeld. Montessori was twee
(!) jaar verbonden aan een armenschooltje in Rome en werkte daar met materiaal
dat veel eerder al door Franse orthopedagogen was ontwikkeld. Creatief jatwerk
dus, aangevuld met een goed gevoel voor pr en marketing, organisatietalent en politiek
opportunisme et voila: een
pedagogische mythe was geboren (Boehm 2003; Leenders 1999; Schwegman 1999).
La Dottoressa observeert een kind |
Een tijdlang waren de verwachtingen rond al
dit werk hooggespannen, maar dat beklijfde niet. Binnen het raamwerk van een
nog rudimentaire wetenschapsfilosofie en -praktijk, met gebrekkige en
nauwelijks toetsbare hypothesen die geacht werden ronduit dubieuze theorieen te
verifieren, leidde meten hier allerminst tot weten; in plaats daarvan leverden
pedologen oeverloze, nutteloze data en heel veel prietpraat om die dan weer te
duiden. Geen wonder dus dat Montessori zich wel alom op haar wetenschappelijkheid
liet voorstaan, maar haar enige echte wetenschappelijke werk min of meer geheim hield: al snel was het gedateerde onzin gebleken (DePaepe 1989, Hofer 2001).
De geschiedenis herhaalt zich niet en leert ons geen lessen. Historisch bewustzijn helpt wel om scherper te kijken naar naar wat er gepland, geclaimd en bereikt wordt, juist ook in de pedagogische wetenschappen. Zelf zie ik in ieder geval wel een parallel tussen de mislukte wetenschap der paedologie en wat er de laatste tien jaar allemaal over mensen, hersenen en het onderwijs is beweerd: enorme claims die veel interesse opwekken, veel weerklank ook in de media, hetgeen leidt tot hoge onderzoeksbudgetten en nog hoger gestemde verwachtingen. Maar resultaten?
Per saldo heeft tien jaar van dit hersenonderzoek
nog maar heel weinig aan robuust nieuw weten opgeleverd, zulks dat ervaren psychologen
en docenten niet al heel lang wisten en deden. Dat is ook helemaal niet
verwonderlijk. Enerzijds is onze kennis van hoe onze grijze brei functioneert,
hoe zij bewustzijn en betekenis produceert nog bijzonder gering; anderzijds is
het breindiscours, de manier dus,
waarop alom over mensen-als-breinen wordt gepraat, domweg te platvloers geworden
om een goed gesprek over mensen, over onderwijs te voeren.
De breinblahblah, die zich recentelijk ik het
onderwijsveld heeft genesteld, is in de eerste plaats reductionistisch: zij brengt de mens terug tot een werkend brein en
doet alsof zij daarmee samenvalt. Nu is het zeker waar dat vrijwel niets aan de
mens kan functioneren zonder een doorbloede hersenmassa. Maar dat is wat anders
dan dat individuele mensen hun brein ‘zijn’. De ooit-berucht-en-toen-beroemde
wetenschapper die dat aannemelijk heeft gemaakt heeft van filosofie geen kaas
gegeten, maar het kan gelukkig gemakkelijk uitgelegd:
Ook als ik, jij, wij geen ‘ziel’ hebben, en
ons brein samen met ons lijf een ondeelbare machine is, dan produceert dat brein
nog steeds iets dat we ‘mind’ of bewustzijn noemen. En zelfs als we zouden
weten hoe dat bewustzijn tot stand komt, hoe bepaalde prikkels beleefde
ervaringen worden (en dat weten we niet…), dan nog hebben we ‘de mens’
niet in ‘harde’ wetenschap van cijfers en wetmatigheden gevangen. Immers, een deel van dat bewustzijn uit zich
in bedoelingen en in handelingen, in een wil en in daden. En ja, zelfs als
beide, ‘bewustzijn’ en ‘wil’ hardnekkige illusies zouden zijn, het zijn illusies
die relevant zijn voor hoe we onszelf en elkaar begrijpen en beoordelen. Het
brein behoort dus tot ons biologische ‘zijn’, zeker, maar zij maakt dingen
mogelijk die buiten het domein van de biologie vallen, en die niet irrelevant
zijn – zeker niet voor ontwikkeling, opvoeding en ‘leren’ (o.a. Chalmers 2005; Nagel 2014).
Een enthousiaste toehoorder twitterde onlangs
een uitspraak van Mark Mieras, een van de goedbetaalde babbelaars van
breinblahblah: “Het maken van fouten is
voor het brein een voorwaarde om betekenis te geven en te leren.” Om deze
zin zelf betekenis te geven kun je
voor ‘het brein’ van alles invullen – mens, postbode, leguaan, slimme
thermostaat, enzovoorts. Maar een brein dat zelf bewust is, zelf leert en
betekenis geeft? Behalve het al genoemde reductionisme spreekt uit dit soort
kekke quotes een rare mix van individualisering en (stiekeme) verdubbeling: een
heroisch ‘brein-wezen’ (een ziel, een mini-mannetje?) dat strijdt met de
cognitieve eisen die de wereld buiten het lichaam aan haar stelt, en daardoor dapper
sterke synapsen bouwt of laat bouwen. Of bedoelt Mieras hier dan misschien toch
gewoon ‘de mens’ ??
Onder invloed van zowel interne als externe
prikkels krijgen individuele breinen structuur. Dat beinvoedt zeker dat wat die
hersenmassa kan en doet, maar daarmee is niet alles gezegd over de mens waarin dat
brein zich ontwikkelt. Die mens immers krijgt behalve in haar hoofd ook
gestalte in en door de rest van haar lichaam
- dat mogelijk een eigen soort van ‘kennis’ en een eigen ‘geheugen’
heeft (google: embodied cognition;
lichaamsgeheugen). Die mens ontstaat bovendien niet alleen in biologische zin,
maar zeker ook in en door verhalen die zij over zichzelf en die anderen over haar
vertellen. De mens is behalve een ‘brein-wezen’ al met al ook een belichaamd, een
sociaal en een cultureel wezen dat niet in haar upje aan zelf en wereld betekenis
geeft.
In tenminste twee invloedrijke
leertheorieen is men zich daar terdege van bewust. En ja, ook serieuze
wetenschappers hebben hun onderzoek, na een eerste jubelfase over louter individuele
hersenscans, inmiddels uitgebreid naar brein en leren in een sociale context. Dat is verheugend, maar wat mij betreft nog
niet geheel overtuigend.
Ik chargeer, ik chargeer mateloos, maar doe
dat niet zonder reden. Tientallen onderwijspraatjes heb ik inmiddels al
aangehoord, over de meest uiteenlopende onderwerpen – gender, talent, hoogbegaafdheid,
growth mindsets, noem maar op. Vaak
aan het begin, soms ook halverwege rakelen bij-de-tijdse sprekers plots
brein-argumenten op. Want … brein… plasticieit
… synapsen … fMRI … ingewikkeld … veelbelovend … past niet echt of slechts zijdelings bij mijn onderwerp, maar wie weet,
en het klinkt geleerd en kan geen kwaad. Van sprekers in het schnabbelcircuit
is zo’n legitimerings-strategie nog wel te begrijpen, maar van anderen mogen we toch
meer te verwachten.
Jelle Jolles heb ik in tien jaar tijd een keer
of zes horen spreken. Over zijn kwaliteiten als neurowetenschapper ben ik niet
bekwaam te oordelen. Wel valt me op dat er, afgaande op zijn speeches, in die tien
jaar weinig echt nieuwe neuro-inzichten bij zijn gekomen. Over zijn ideeeen
omtrent diactiek denk ik wel iets te mogen zeggen: ze zijn sympathiek.
Aanvankelijk maakte de goede man nog wat onwennige fouten. Zo veegde hij in zijn magnum opus de vloer aan met het studiehuis, om een paar pagina’s verderop een lans te breken voor reformpedagogische modellen – zonder zich te beseffen dat dat studiehuis uit precies diezelfde toverdoos kwam. Inmiddels redeneert hij wat meer consistent over rijke leeromgevingen en het belang van goed, gevarieerd en ‘op maat’ gesneden onderwijs. Zoals gezegd: heel sympathiek.
Daar trekt hij ook nog steeds volle zalen mee – onlang op researchEd zelfs een complete tweede sessie. Maar met het toenemen van zijn zelfverzekerdheid en zijn claims op kennis neemt bij mij de scepsis toe: wat heeft het een – neurowetenschap – noodzakelijk (!) met het ander - reformpedagogiek - van doen?
Aanvankelijk maakte de goede man nog wat onwennige fouten. Zo veegde hij in zijn magnum opus de vloer aan met het studiehuis, om een paar pagina’s verderop een lans te breken voor reformpedagogische modellen – zonder zich te beseffen dat dat studiehuis uit precies diezelfde toverdoos kwam. Inmiddels redeneert hij wat meer consistent over rijke leeromgevingen en het belang van goed, gevarieerd en ‘op maat’ gesneden onderwijs. Zoals gezegd: heel sympathiek.
Daar trekt hij ook nog steeds volle zalen mee – onlang op researchEd zelfs een complete tweede sessie. Maar met het toenemen van zijn zelfverzekerdheid en zijn claims op kennis neemt bij mij de scepsis toe: wat heeft het een – neurowetenschap – noodzakelijk (!) met het ander - reformpedagogiek - van doen?
Er is enorm veel praktijkweten, en bovendien veel anderssoortig onderwijsonderzoek dat de effectiviteit van het
type onderwijs dat Jolles propageert, kan bevestigen. Daar zijn extra
argumenten uit de neurobiologie helemaal niet voor nodig, en misschien zelfs
schadelijk bij. Hoeveel neuromythen uit de laatste twintig, dertig jaar zijn er
niet blijven hangen in het raadgevercircuit? Hoeveel zullen er nog worden
ontmaskerd en dus weer moeten worden bestreden?
Omgekeerd zijn de resultaten van het
daadwerkelijke hersenonderzoek nog altijd veel te dun, te voorlopig, te zeer ook louter biologisch en individualistisch,
om sweeping statements over alle
mensen en alle kinderen te doen, laat staan over ‘het’ onderwijs. Als de
verschillen tussen individuele ‘breinen’ (sic) groter zijn dan die tussen de
geaggregeerde groepen die we construeren (jongens / meisjes, bijvoorbeeld), dan
is het misschien wel niet zo verstandig om over die groepen Grote Uitspraken te
doen. En als het onderwijs dat we die ‘breinen’ (m/v) geven altijd plaatsvindt
in unieke situaties, waarin mensen, bedoelingen, zaken, taken en het toeval een
rol spelen, lijkt me het doen van prescriptieve statements over ‘het’ onderwijs op deze empirische basis ietwat overhaast,
om niet te zeggen: ontoelaatbaar.
Het gaat me, begrijp me goed, hier niet om de
persoon. Ik verbaas me over het gebrek aan bescheidenheid, van
wetenschappelijke prudentie van de neuropedagogiek in het algemeen, en daarvan
is Jolles in Nederland nu eenmaal degene die zich het meest laat zien. Behalve
kritiseren wil ik hem hier – als goedmakertje, allicht – daarom ook
aanmoedigen: ga alsjeblieft door op de ingeslagen weg! Roep een Jolles-beweging
in het leven! Ga of laat Jolles-scholen stichten! Je hebt aanhang, charisma, en je kunt
het! In de beste traditie van Montessori en de reformpedagogiek kunnen we ons
dan allicht verheugen in prachtige pedagogische praktijken, en de wankele
‘wetenschappelijke’ basis daarvan gewoon weer snel vergeten. En praten over mensen in
plaats van over breinen.
Alderik Visser
Februari 2016
Boehm, W. (2003). Maria Montesori. in: Tenorth, H.-E. (Hrsg.): Klassiker der Paedagogik II. Von John Dewey bis Paolo Freite. Hamburg: Beck 74 - 89
Chalmers, D.J. (2005). Facing up to the problem of Consciousness. in: Heil, J. (ed.) Philosophy of Minds. A Guide and Anthology. Oxford: Oxford UP (originally published 1995).
DePaepe, M (1989). Meten om beter te weten? Geschiedenis van de experimenteel- wetenschappelijke richting in de Westerse pedagogiek vanaf het einde van de 19de eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Leuven: Afdeling Historische Pedagogiek
Hofer, Ch. (2001). Die pädagogische Anthropologie Maria Montessoris – oder: Die Erziehung zum neuen Menschen. Würzburg: Ergon (Erziehung – Schule – Gesellschaft, Band. 23.)
Leenders, H. (1999). Montessori en Fascistisch Italie. Een Receptiegeschiedenis. Baarn: INTRO
Nagel, T. (2014) Wat betekent het allemaal. Zeer korte inleiding in de filosofie. Utrecht: Bijleveld.
Schwegman, M. (1999). Maria Montessori 1870 - 1952. Kind van haar Tijd, Vrouw van de Wereld: Amsterdam: Amsterdam UP.
Boehm, W. (2003). Maria Montesori. in: Tenorth, H.-E. (Hrsg.): Klassiker der Paedagogik II. Von John Dewey bis Paolo Freite. Hamburg: Beck 74 - 89
Chalmers, D.J. (2005). Facing up to the problem of Consciousness. in: Heil, J. (ed.) Philosophy of Minds. A Guide and Anthology. Oxford: Oxford UP (originally published 1995).
DePaepe, M (1989). Meten om beter te weten? Geschiedenis van de experimenteel- wetenschappelijke richting in de Westerse pedagogiek vanaf het einde van de 19de eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Leuven: Afdeling Historische Pedagogiek
Hofer, Ch. (2001). Die pädagogische Anthropologie Maria Montessoris – oder: Die Erziehung zum neuen Menschen. Würzburg: Ergon (Erziehung – Schule – Gesellschaft, Band. 23.)
Leenders, H. (1999). Montessori en Fascistisch Italie. Een Receptiegeschiedenis. Baarn: INTRO
Nagel, T. (2014) Wat betekent het allemaal. Zeer korte inleiding in de filosofie. Utrecht: Bijleveld.
Schwegman, M. (1999). Maria Montessori 1870 - 1952. Kind van haar Tijd, Vrouw van de Wereld: Amsterdam: Amsterdam UP.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten