zaterdag 2 mei 2015

Life Skills, Bildung & de pedagogische opdracht van de school

 [onderstaande tekst schreef ik in december 2014 t.b.v. en interne discussie op mijn school. Die discussie is er uiteindelijk niet van gekomen - zodat ook het stuk onbesproken is gebleven, en n.a.w. ook zal blijven :(. Ik plaats 'm nu op m'n blog als bijdrage aan de discussie over #onderwijs2032 en wat wij, leraren dus, daar mee zouden kunnen of misschien zelfs moeten doen...]


Sinds dit jaar ‘doen’ we op onze school iets met life skills of persoonlijke vaardigheden in de bovenbouw van het VWO. Goed vind ik dat, heel goed zelfs. Persoonlijke ontwikkeling is misschien wel het meest belangrijke waaraan een middelbare school kan bijdragen in het leven van een adolescent in omslag naar volwassenheid. Tegelijk ben ik er niet van overtuigd dat deze life skills dit of dat zouden moeten inhouden, en daarmee ook een aparte plek zouden moeten hebben in het curriculum. Dat wil niet zeggen dat ik tegen het programma ben dat collega x aan het ontwikkelen is, of tegen de app van dat hyperactieve Canadese meisje. Laat duizend bloemen bloeien... Dat wil wel zeggen dat ik de pedagogische opdracht van de school idealiter anders zou invullen dan via een aparte en geüniformeerde leerlijn, namelijk geïntegreerd en daarmee verbonden aan ‘zaken en taken’. Alleen op die manier kan persoonsvorming ‘op maat’ zijn, het resultaat van een ‘ontmoeting’ meer dan het effect van een ‘plan’.   




Domeinen
School is een plek of een ruimte (letterlijk: “vrijgestelde tijd”) waar jonge mensen zich onder begeleiding leren verhouden tot zichzelf, de dingen en de anderen. Daarmee bevinden de doelen van onderwijs zich in drie verschillende domeinen, te weten de individuatie (persoonsvorming, ontwikkeling), de socialisatie (burgerschapsvorming, disciplinering, enz.) en de kwalificatie (diplomering, toegang tot andere opleidingsniveaus).  In de praktijk lopen deze domeinen, en de doelen die daarin kunnen / worden gesteld natuurlijk door elkaar heen. Hard studeren voor een wiskundetoets kan zowel persoonsvormend als kwalificerend zijn, en ook als disciplinerend worden ervaren (zucht  L). En zoals dat bij de presentatie van de ‘persoonvormings-app’ heel nadrukkelijk ook genoemd werd: investeren in persoonsvorming werkt ook gunstig uit op drop-out rates, en heeft dus tegelijk een kwalificerend effect. Het een valt (vaak) niet van het ander te scheiden.

Tegelijkertijd bestaat er een latente, soms een manifeste spanning tussen deze verschillende domeinen, zeker waar zij ook fungeren als oriëntaties van scholen om zich naar binnen toe te organiseren c.q. naar buiten toe te profileren. Laten we dicht bij huis blijven: ons schoolplan rept van ‘education of heart and mind’ (maar legt niet uit wat dat zou kunnen zijn), geeft met recht hoog op van haar internationaliseringsactiviteiten en benadrukt daarnaast haar (cognitieve) ‘excellentie’. Daarmee lijken alle drie de domeinen stevig verankerd, maar de prangende vraag is natuurlijk die naar het evenwicht: hoeveel ‘heart and mind’ mag / moet er zijn om niet ten koste te gaan van die ‘excellentie’, of vice versa? Dat is bij ons allesbehalve een theoretisch probleem …. Voor de onderbouw is GUTS gedacht als een manier om kinderen te socialiseren (!) in een cultuur van hoge prestatie (!) door aandacht te besteden aan het geheel van hun mogelijke talenten. Maar helaas lijkt in de mindset van ouders en kinderen vooral het kwalificerende, het prestatiegerichte van datzelfde GUTS de boventoon te voeren – is het niet als ‘excellentie’, dan wel al ‘bijspijkeruurtje’.    


21st Century & Life Skills
Na twee decennia van ‘verticale verantwoordingsdruk’ en prestatiedwang lijkt het tij zich qua onderwijs en beleid vrij stevig tegen deze dominantie van alleen cognitieve prestaties en alleen kwalificatie gekeerd te hebben (Biesta 2014, 2015, vgl. Visser 2013, Kusters & Visser 2015) . Natuurlijk stuurt de Staatssecretaris nog steeds stevig op ‘excellentie’, maar het begrip zelf is inmiddels heel breed, haar inhoud daardoor vrijwel leeg geworden.

Na de Fortuyn-revolte in 2002 heeft socialisatie – in de vorm van ‘burgerschapsvorming’ – haar rol in het onderwijs al tamelijk top-down teruggeëist (al zoekt de Inspectie nog naar manieren hoe het te ‘meten’, waardoor het dus een dode letter is). En du moment wil ook de persoonsvorming, al dan niet in de vorm van ‘life skills’, haar plek in het curriculum terug. Immers: de toekomst zal radicaal anders zijn dan het heden, met andere professionele activiteiten rond technieken die nu nog niet bestaan of voorstelbaar zijn. Om de leerling van nu toe te rusten op de samenleving van de toekomst zal hij of zij daarom niet over deze of gene kennis moeten beschikken, maar vooral bepaalde vaardigheden moeten beheersen en een zeker soort van persoonlijkheid moeten hebben om zich te voegen naar al die dynamiek.

Om dit probleem te ‘tackelen’ zijn een paar jaar geleden de zogenaamde 21st century skills bedacht (of liever: hernoemd). Die omschrijven in verschillende varianten sets aan vaardigheden waar leerlingen anno nu in de toekomst over zouden moeten beschikken: kritisch en analytisch denken, empathie, ondernemerschap, probleemoplossend vermogen, mediawijsheid enz. Digitale geletterdheid – waar in ons schoolplan zo eenzijdig de nadruk op ligt – is vanzelfsprekend alleen een middel hiertoe, niet een doel op zich.
Twee punten worden in het debat rond deze 21st century skills vaak gemaakt. Allereerst worden zij wel vaak gepresenteerd als ‘life skills’, en zijn sommige dat ook onmiskenbaar (empathie). Maar tegelijk verwijzen zij steeds ook naar ‘employability’,  naar het vermogen tot ‘leren leren’ en ‘eeuwige’ beschikbaarheid  voor een verder geflexibiliseerde arbeidsmarkt in een (on)zekere toekomst. Dat is niet goed of fout – maar wel iets anders dan persoonlijke ontwikkeling sec (want kwalificatie).
Anderen analyseren dat 21st century skills niets toevoegen aan wat in de late 18e eeuw al gedefinieerd is als Bildung – de ontplooiing van de gehele mens aan de hand van een welbepaalde canon aan kennis. Die vaststelling is vaak wat venijnig: moderne mooipraters en digi-fanaten voegen weinig aan het gesprek over onderwijs toe. Daar ben ik het in het algemeen wel mee eens, maar in dit geval meen ik oprecht dat het denken van 21st century skills als bildung 2.0 ook een belofte inhoudt. Daarover zo meer.

Onder de vlag van de ‘life skills’ varen daarnaast ook praktijken die niet per se met leren of ontwikkeling te maken hebben, maar die primair gericht zijn op gedragsregulatie of ‘normalisering’. Dat is zéker niets nieuws: van de parochieschool onder Karel de Grote tot ver in de 20e eeuw was het een taak, zo niet de taak  van de school om kinderen vroomheid en deugdzaamheid bij te brengen. Met het afnemen van die vroomheid is de pedagogische opdracht van de school niet kleiner geworden, integendeel: al een flinke eeuw hebben we de illusie dat we sociale en economische problemen op kunnen lossen door gedragsinterventies c.q. door anderssoortig gepreek in de schoolbankjes (Visser 2006, 2015).

Wat wel nieuw lijkt, of in ieder geval veel meer intens, is de greep van medici en psychologen op de taal en op praktijken van onderwijs. Meer dan ooit tevoren wordt a-normaal gedrag (c.q. domweg falen) tot ziekte gestempeld en medisch-psychologisch bestreden. Daarmee (en daartégen) sluipen (quasi-) psychologische, (quasi-) neurologische, ja, ook therapeutische en spirituele aanpakken en verklaringswijzen de school binnen. Ook dat is goed nog slecht, een feit dat samenhangt met de ‘psychologisering’ van ons denken. Maar op ‘normale’ scholen, ten aanzien van ‘normale’ kinderen is onze opdracht wel een pedagogische (‘volwassenheid’), allicht ook een ethische ((reflectie op) waarden en/of deugden), maar níet een psychologische (‘geestelijke gezondheid’), laat staan een therapeutische (‘heelheid’, or whatever).
  
Het is daarom dat ik meen dat bepaalde aspecten van persoonsvorming of ‘life skills’ wél op school thuis horen, als onderdeel van haar pedagogische opdracht, maar dat deze nadrukkelijk begrensd zijn. En mede daarom meen ik dat we er goed aan doen mogelijke activiteiten daarrond niet los, als ‘vak’ of leerlijn aan te bieden, maar te integreren in c.q. te koppelen aan ‘zaken en taken', d.w.z. aan vakinhouden en vakvaardigheden.



Prietpraat
Ten eerste de begrenzing. Natuurlijk hebben we de taak kinderen met ernstige gedrags- of andere problemen op weg te helpen. Daar hebben we een gezamenlijke signaleringsfunctie & counseling voor. En natuurlijk hebben (sommige) kinderen oefening nodig in basale school- en sociale vaardigheden. Daar hebben we mentoren en ook vakdocenten voor. Voor wat het overige betreft - de groei van adolescenten tot volwassenen met een min of meer stabiel zelf/beeld die in staat zijn duurzame bindingen aan te gaan – is tijd nodig, toeval, kennis, vaardigheid, gunstige omstandigheden, en een heleboel meer. Wij kunnen dat bevorderen, maar zeker niet bepalen, ook niet doordat elk kind hierin haar eigen pad kiest en daarop haar eigen obstakels tegenkomt.

Een generiek aanbod rond ‘life skills’, zoals het goal-setting programma dat we laatst gestart zijn gaat, lijkt met al haar goede bedoelingen voorbij te gaan aan deze evidentie, nl. dat adolescenten tussen 16 en 18 in ontwikkeling, ervaring en behoefte nog enorm van elkaar (kunnen) verschillen. Al was het maar door de vorm die we er afgelopen donderdag aan gaven. Als er al een generiek program zou moeten zijn, dan zou dit idealiter zo moeten worden ingericht dat leerlingen er heel veel eigen keuzes in kunnen maken, zulke die aansluiten op waar zij zijn en mee bezig zijn. En dan nog is het maar de vraag of groepsdruk-gevoelige en nog weinig reflectieve adolescenten in de context van de school gemakkelijk te sensibiliseren zijn voor zulke ‘softe’ praatjes.

Ik begrijp (als volwassene) heel goed waarom ‘life skills’ belangrijk zijn, en geloof ook graag dat ‘goal-setting’ en ‘biografisch schrijven’ heel behulpzaam kunnen zijn. Maar net als sommige van onze leerlingen kan ik ook voelen of zien dat het programma zoals hen dat donderdag werd aangeboden

·       abstracte begrippen die nog buiten de leefwereld van veel van de leerlingen liggen wil gebruiken om concreet gedrag te stimuleren
·       op die manier een uitsluitend verbale / verbaliserende toegang biedt tot het aankweken van het ‘juiste’ gedrag, hetgeen misschien aansluit bij de leerpreferentie van sommigen, maar weinig weerklank vindt bij velen
·       mede daardoor ook een uitgesproken normatieve lading heeft, een soort van ‘prekerigheid’ die op z’n best veel sociaal wenselijke antwoorden oproept, maar heel weinig doorleefde reflectie veroorzaakt
·       uiteindelijk ook van een tamelijk willekeurige / weinig empirisch onderbouwde set aan ‘vaardigheden’ uitgaat, waarvan sommige in dit geval niet voldoende doordacht / uitgewerkt zijn of lijken

Een deel van deze manco’s zouden wij didactisch en/of analytisch nog wel op kunnen lossen, maar het werkelijke punt is natuurlijk meer principieel: een ‘life skills’ program als dit schuurt met de eisen van wetenschappelijkheid die je aan onderwijsaanbod mag stellen (Oprah Winfrey??), met onze pedagogische opdracht en mogelijk zelfs met de levensbeschouwelijke neutraliteit van een openbare school. Het is namelijk wel onze taak om volwassen gedrag in het algemeen te stimuleren, maar niet om deze of gene specifieke invulling daarvan te bevorderen (sociaal ondernemerschap?), en zeker niet om ongevraagd & zonder concrete aanleiding therapo-spirituele prietpraat op onze leerlingen los te laten.


bildung 2.0
Van y mag ik niet meer kritisch zijn om het kritisch zijn, maar moet ik vooral concrete alternatieven bieden. Ik geef toe dat wat ik schrijf vaak lang is – allicht weet daardoor alleen de geharde lezer dat er aan het einde meestal wel een positieve draai komt. Hier dus :)

Want Life Skills, nogmaals, zijn best wel heel belangrijk. Het doet er niet eens zo toe welke naam je eraan geeft, of ook welke waarden / oriëntaties je kiest – 21st century skills, het IB Learner Profile, de acht ‘skills’ van het goal-setting program, whatever. Het gaat erom dat we ‘iets’ kiezen en daar vervolgens ons eigen handelen op ijken c.q. ons curriculum naar inrichten.

Zoals je studievaardigheden niet zinvol buiten de vakcontext aanleert, zo zijn ook life skills het best te zien als vakgebonden en vakoverstijgende leerdoelen, als het resultaat, zo je wilt van onze gezamenlijke onderwijsinspanningen. Kritisch denken, global perspectiveS en ondernemingszin (bijvoorbeeld) kunnen heel gemakkelijk als leerdoelen worden geïncorporeerd in allerlei verschillende vakken, ook zonder dat het curriculum dat naar het examen toeleidt ernstig wordt aangetast. In principe is dat gewoon een kwestie van goede keuzes maken in stof / voorbeelden / opdrachten / leesteksten, enz., een afwegen van didactieken  / aanpakken / toetswijzen enz.

Op die manier kunnen we onze leerlingen wel aanbieden om ‘iets’ te doen met wat wij aan betekenisvol leren aanbieden, maar laten we hen ook de mogelijkheid op eigen tempo en naar eigen vermogen van dat aanbod gebruik te maken – of niet. Wij kunnen immers niet afdwingen dat ze dat doen ( ze ‘emanciperen’, ze een ‘waar bewustzijn’ opdringen),  maar wel horizonten openen en hen –qua persoonlijke ontwikkeling – zo af en toe ontmoeten, op een spoor zetten. 

Bildung 2.0 is daarmee niet iets ‘nieuws’ (het is heel oud, inderdaad), maar wel een soort van herpositionering; het komt erop aan, dat wat de leerlingen sowieso al ‘moeten’ leren vruchtbaar te maken voor persoonsvormig en socialisatie. Dat vergt geen revolutionair veranderingsproces, ben je mal, en ook geen moraliserende, psychologiserende leerlijn, maar uiteindelijk vooral  een versterkte ontwikkeling van opmerkingsgave en tact, van onze pedagogische vermogens, kortom.

Natuurlijk, in het allerbeste geval zouden we er goed aan doen te werken aan een nieuw, doordacht, op onze eigen doelen afgestemd curriculum van 6 tot 1. Niet om die ‘Life Skills’ daarin letterlijk te integreren, zoals de eerder genoemde studievaardigheden; maar om ruimte te scheppen voor het soort leerervaringen dat appelleert aan de drie doeldomeinen en mogelijkheden biedt tot persoonlijke groei aan de hand van ‘zaken en taken. Dat is – inderdaad – een lastige en langdurige klus, maar ook leuk; een mooi, inspirerend werk dat ons eindelijk weer eens dwingt tot gezamenlijkheid en overleg over onderwijszaken.  Met enige facilitering en (zelf)sturing kunnen we dat ook schoolbreed, of bovenbouwbreed goed voor elkaar krijgen J


Voorwaarde is misschien dat die facilitering er komt, maar vooral dat we als school een veel meer nadrukkelijke keuze maken in wat wij binnen onze community met onze leerlingen willen – wat voor’n soort bildung c.q. welke 21st century skills we doorleefd kunnen aanbieden, en hoe we daar pedagogisch vorm aan kunnen geven. De reflex is vaak te wachten op het schoolmanagement - hoeveel uren krijgen we ervoor, hoe gaan zij het voor ons faciliteren en organiseren? Ik denk oprecht dat die reflex een verkeerde is, en wens ook eigenlijk niet passief af te wachten. Misschien moeten de echte schoolleiders - wij, de docenten - het dus maar gewoon zelf doen. Wie doet er mee??

Geen opmerkingen: