[onderstaande tekst schreef ik in december 2014 t.b.v. en interne discussie op mijn school. Die discussie is er uiteindelijk niet van gekomen - zodat ook het stuk onbesproken is gebleven, en n.a.w. ook zal blijven :(. Ik plaats 'm nu op m'n blog als bijdrage aan de discussie over #onderwijs2032 en wat wij, leraren dus, daar mee zouden kunnen of misschien zelfs moeten doen...]
Sinds dit jaar ‘doen’
we op onze school iets met life skills of persoonlijke vaardigheden in de bovenbouw van het
VWO. Goed vind ik dat, heel goed zelfs. Persoonlijke ontwikkeling is misschien
wel het meest belangrijke waaraan een middelbare school kan bijdragen in het
leven van een adolescent in omslag naar volwassenheid. Tegelijk ben ik er
niet van overtuigd dat deze life skills dit of dat zouden moeten inhouden, en
daarmee ook een aparte plek zouden moeten hebben in het curriculum. Dat wil
niet zeggen dat ik tegen het
programma ben dat collega x aan het ontwikkelen is, of tegen de app van dat hyperactieve Canadese meisje. Laat duizend
bloemen bloeien... Dat wil wel zeggen dat ik de pedagogische
opdracht van de school idealiter anders zou invullen dan via een aparte en geüniformeerde
leerlijn, namelijk geïntegreerd en daarmee verbonden aan ‘zaken en taken’.
Alleen op die manier kan persoonsvorming ‘op maat’ zijn, het resultaat van een
‘ontmoeting’ meer dan het effect van een ‘plan’.
Domeinen
School is een plek of
een ruimte (letterlijk: “vrijgestelde tijd”) waar jonge mensen zich onder
begeleiding leren verhouden tot zichzelf, de dingen en de anderen. Daarmee
bevinden de doelen van onderwijs zich in drie verschillende domeinen, te weten
de individuatie (persoonsvorming, ontwikkeling), de socialisatie
(burgerschapsvorming, disciplinering, enz.) en de kwalificatie (diplomering,
toegang tot andere opleidingsniveaus).
In de praktijk lopen deze domeinen, en de doelen die daarin kunnen /
worden gesteld natuurlijk door elkaar heen. Hard studeren voor een
wiskundetoets kan zowel persoonsvormend als kwalificerend zijn, en ook als
disciplinerend worden ervaren (zucht L). En zoals dat bij de presentatie van de
‘persoonvormings-app’ heel nadrukkelijk ook genoemd werd: investeren in
persoonsvorming werkt ook gunstig uit op drop-out
rates, en heeft dus tegelijk een kwalificerend effect. Het een valt (vaak) niet
van het ander te scheiden.
Tegelijkertijd
bestaat er een latente, soms een manifeste spanning tussen deze verschillende domeinen,
zeker waar zij ook fungeren als oriëntaties van scholen om zich naar binnen toe
te organiseren c.q. naar buiten toe te profileren. Laten we dicht bij huis
blijven: ons schoolplan rept van ‘education
of heart and mind’ (maar legt niet uit wat dat zou kunnen zijn), geeft met
recht hoog op van haar internationaliseringsactiviteiten en benadrukt daarnaast
haar (cognitieve) ‘excellentie’. Daarmee lijken alle drie de domeinen stevig verankerd,
maar de prangende vraag is natuurlijk die naar het evenwicht: hoeveel ‘heart and mind’ mag / moet er zijn om
niet ten koste te gaan van die ‘excellentie’, of vice versa? Dat is bij ons
allesbehalve een theoretisch probleem …. Voor de onderbouw is GUTS gedacht als
een manier om kinderen te socialiseren (!) in een cultuur van hoge prestatie (!)
door aandacht te besteden aan het geheel van hun mogelijke talenten. Maar
helaas lijkt in de mindset van ouders
en kinderen vooral het kwalificerende, het prestatiegerichte van datzelfde GUTS
de boventoon te voeren – is het niet als ‘excellentie’, dan wel al
‘bijspijkeruurtje’.
21st Century & Life Skills
Na twee decennia van
‘verticale verantwoordingsdruk’ en prestatiedwang lijkt het tij zich qua
onderwijs en beleid vrij stevig tegen deze dominantie van alleen cognitieve
prestaties en alleen kwalificatie gekeerd te hebben (Biesta 2014, 2015, vgl.
Visser 2013, Kusters & Visser 2015) . Natuurlijk stuurt de Staatssecretaris
nog steeds stevig op ‘excellentie’, maar het begrip zelf is inmiddels heel breed, haar
inhoud daardoor vrijwel leeg geworden.
Na de Fortuyn-revolte
in 2002 heeft socialisatie – in de vorm van ‘burgerschapsvorming’ – haar rol in
het onderwijs al tamelijk top-down teruggeëist (al zoekt de Inspectie nog naar
manieren hoe het te ‘meten’, waardoor het dus een dode letter is). En du moment wil ook de persoonsvorming, al
dan niet in de vorm van ‘life skills’, haar plek in het curriculum terug. Immers: de toekomst
zal radicaal anders zijn dan het heden, met andere professionele activiteiten
rond technieken die nu nog niet bestaan of voorstelbaar zijn. Om de leerling
van nu toe te rusten op de samenleving van de toekomst zal hij of zij daarom
niet over deze of gene kennis moeten beschikken, maar vooral bepaalde
vaardigheden moeten beheersen en een zeker soort van persoonlijkheid moeten
hebben om zich te voegen naar al die dynamiek.
Om dit probleem te
‘tackelen’ zijn een paar jaar geleden de zogenaamde 21st century skills bedacht (of liever: hernoemd). Die omschrijven in
verschillende varianten sets aan vaardigheden waar leerlingen anno nu in de
toekomst over zouden moeten beschikken: kritisch en analytisch denken,
empathie, ondernemerschap, probleemoplossend vermogen, mediawijsheid enz.
Digitale geletterdheid – waar in ons schoolplan zo eenzijdig de nadruk op ligt
– is vanzelfsprekend alleen een middel hiertoe, niet een doel op zich.
Twee punten worden in
het debat rond deze 21st century skills vaak gemaakt. Allereerst worden zij wel
vaak gepresenteerd als ‘life skills’, en zijn sommige dat ook onmiskenbaar
(empathie). Maar tegelijk verwijzen zij steeds ook naar ‘employability’, naar het vermogen tot ‘leren leren’ en ‘eeuwige’
beschikbaarheid voor een verder
geflexibiliseerde arbeidsmarkt in een (on)zekere toekomst. Dat is niet goed of
fout – maar wel iets anders dan persoonlijke
ontwikkeling sec (want kwalificatie).
Anderen analyseren dat 21st century skills niets toevoegen aan wat in de late 18e eeuw al gedefinieerd is als Bildung – de ontplooiing van de gehele mens aan de hand van een welbepaalde canon aan kennis. Die vaststelling is vaak wat venijnig: moderne mooipraters en digi-fanaten voegen weinig aan het gesprek over onderwijs toe. Daar ben ik het in het algemeen wel mee eens, maar in dit geval meen ik oprecht dat het denken van 21st century skills als bildung 2.0 ook een belofte inhoudt. Daarover zo meer.
Anderen analyseren dat 21st century skills niets toevoegen aan wat in de late 18e eeuw al gedefinieerd is als Bildung – de ontplooiing van de gehele mens aan de hand van een welbepaalde canon aan kennis. Die vaststelling is vaak wat venijnig: moderne mooipraters en digi-fanaten voegen weinig aan het gesprek over onderwijs toe. Daar ben ik het in het algemeen wel mee eens, maar in dit geval meen ik oprecht dat het denken van 21st century skills als bildung 2.0 ook een belofte inhoudt. Daarover zo meer.
Onder de vlag van de
‘life skills’ varen daarnaast ook praktijken die niet per se met leren of
ontwikkeling te maken hebben, maar die primair gericht zijn op gedragsregulatie
of ‘normalisering’. Dat is zéker niets nieuws: van de parochieschool onder
Karel de Grote tot ver in de 20e eeuw was het een taak, zo niet de taak
van de school om kinderen vroomheid en deugdzaamheid bij te brengen. Met
het afnemen van die vroomheid is de pedagogische opdracht van de school niet
kleiner geworden, integendeel: al een flinke eeuw hebben we de illusie dat we
sociale en economische problemen op kunnen lossen door gedragsinterventies c.q.
door anderssoortig gepreek in de schoolbankjes (Visser 2006, 2015).
Wat wel nieuw lijkt,
of in ieder geval veel meer intens, is de greep van medici en psychologen op de
taal en op praktijken van onderwijs. Meer dan ooit tevoren wordt a-normaal
gedrag (c.q. domweg falen) tot ziekte gestempeld en medisch-psychologisch
bestreden. Daarmee (en daartégen) sluipen (quasi-) psychologische, (quasi-) neurologische,
ja, ook therapeutische en spirituele aanpakken en verklaringswijzen de school
binnen. Ook dat is goed nog slecht, een feit dat samenhangt met de
‘psychologisering’ van ons denken. Maar op ‘normale’ scholen, ten aanzien van
‘normale’ kinderen is onze opdracht wel een pedagogische (‘volwassenheid’), allicht
ook een ethische ((reflectie op) waarden en/of deugden), maar níet een
psychologische (‘geestelijke gezondheid’), laat staan een therapeutische (‘heelheid’,
or whatever).
Het is daarom dat ik
meen dat bepaalde aspecten van persoonsvorming of ‘life skills’ wél op school
thuis horen, als onderdeel van haar pedagogische opdracht, maar dat deze nadrukkelijk
begrensd zijn. En mede daarom meen ik dat we er goed aan doen mogelijke
activiteiten daarrond niet los, als ‘vak’ of leerlijn aan te bieden, maar te
integreren in c.q. te koppelen aan ‘zaken en taken', d.w.z. aan vakinhouden en
vakvaardigheden.
Prietpraat
Ten eerste de
begrenzing. Natuurlijk hebben we de taak kinderen met ernstige gedrags- of
andere problemen op weg te helpen. Daar hebben we een gezamenlijke
signaleringsfunctie & counseling voor. En natuurlijk hebben (sommige)
kinderen oefening nodig in basale school- en sociale vaardigheden. Daar hebben
we mentoren en ook vakdocenten voor. Voor wat het overige betreft - de groei
van adolescenten tot volwassenen met een min of meer stabiel zelf/beeld die in
staat zijn duurzame bindingen aan te gaan – is tijd nodig, toeval, kennis,
vaardigheid, gunstige omstandigheden, en een heleboel meer. Wij kunnen dat
bevorderen, maar zeker niet bepalen, ook niet doordat elk kind hierin haar
eigen pad kiest en daarop haar eigen obstakels tegenkomt.
Een generiek aanbod
rond ‘life skills’, zoals het goal-setting programma dat we laatst gestart zijn
gaat, lijkt met al haar goede bedoelingen voorbij te gaan aan deze evidentie,
nl. dat adolescenten tussen 16 en 18 in ontwikkeling, ervaring en behoefte nog
enorm van elkaar (kunnen) verschillen. Al was het maar door de vorm die we er
afgelopen donderdag aan gaven. Als er al een generiek program zou moeten zijn,
dan zou dit idealiter zo moeten worden ingericht dat leerlingen er heel veel
eigen keuzes in kunnen maken, zulke die aansluiten op waar zij zijn en mee
bezig zijn. En dan nog is het maar de vraag of groepsdruk-gevoelige en nog
weinig reflectieve adolescenten in de context van de school gemakkelijk te
sensibiliseren zijn voor zulke ‘softe’ praatjes.
Ik begrijp (als
volwassene) heel goed waarom ‘life skills’ belangrijk zijn, en geloof ook graag
dat ‘goal-setting’ en ‘biografisch schrijven’ heel behulpzaam kunnen zijn. Maar
net als sommige van onze leerlingen kan ik ook voelen of zien dat het programma
zoals hen dat donderdag werd aangeboden
· abstracte begrippen die nog buiten de leefwereld
van veel van de leerlingen liggen wil gebruiken om concreet gedrag te
stimuleren
· op die manier een uitsluitend verbale /
verbaliserende toegang biedt tot het aankweken van het ‘juiste’ gedrag, hetgeen
misschien aansluit bij de leerpreferentie van sommigen, maar weinig weerklank
vindt bij velen
· mede daardoor ook een uitgesproken normatieve
lading heeft, een soort van ‘prekerigheid’ die op z’n best veel sociaal
wenselijke antwoorden oproept, maar heel weinig doorleefde reflectie
veroorzaakt
· uiteindelijk ook van een tamelijk willekeurige
/ weinig empirisch onderbouwde set aan ‘vaardigheden’ uitgaat, waarvan sommige in
dit geval niet voldoende doordacht / uitgewerkt zijn of lijken
Een deel van deze manco’s
zouden wij didactisch en/of analytisch nog wel op kunnen lossen, maar het
werkelijke punt is natuurlijk meer principieel: een ‘life skills’ program als
dit schuurt met de eisen van wetenschappelijkheid die je aan onderwijsaanbod
mag stellen (Oprah Winfrey??), met onze pedagogische opdracht en mogelijk zelfs
met de levensbeschouwelijke neutraliteit van een openbare school. Het is
namelijk wel onze taak om volwassen gedrag in het algemeen te stimuleren, maar
niet om deze of gene specifieke invulling daarvan te bevorderen (sociaal ondernemerschap?), en zeker niet
om ongevraagd & zonder concrete aanleiding therapo-spirituele prietpraat op
onze leerlingen los te laten.
bildung 2.0
Van y mag ik niet
meer kritisch zijn om het kritisch zijn, maar moet ik vooral concrete
alternatieven bieden. Ik geef toe dat wat ik schrijf vaak lang is – allicht
weet daardoor alleen de geharde lezer dat er aan het einde meestal wel een
positieve draai komt. Hier dus :)
Want Life Skills, nogmaals, zijn best wel
heel belangrijk. Het doet er niet eens zo toe welke naam je eraan geeft, of ook
welke waarden / oriëntaties je kiest – 21st century skills, het IB Learner
Profile, de acht ‘skills’ van het goal-setting program, whatever. Het gaat erom
dat we ‘iets’ kiezen en daar vervolgens ons eigen handelen op ijken c.q. ons
curriculum naar inrichten.
Zoals je
studievaardigheden niet zinvol buiten de vakcontext aanleert, zo zijn ook life skills het best te zien als vakgebonden en vakoverstijgende leerdoelen, als het resultaat, zo
je wilt van onze gezamenlijke onderwijsinspanningen. Kritisch denken, global
perspectiveS en ondernemingszin (bijvoorbeeld) kunnen heel gemakkelijk als
leerdoelen worden geïncorporeerd in allerlei verschillende vakken, ook zonder
dat het curriculum dat naar het examen toeleidt ernstig wordt aangetast. In principe
is dat gewoon een kwestie van goede keuzes maken in stof / voorbeelden / opdrachten
/ leesteksten, enz., een afwegen van didactieken / aanpakken / toetswijzen enz.
Op die manier kunnen
we onze leerlingen wel aanbieden om ‘iets’ te doen met wat wij aan betekenisvol
leren aanbieden, maar laten we hen ook de mogelijkheid op eigen tempo en naar
eigen vermogen van dat aanbod gebruik te maken – of niet. Wij kunnen immers
niet afdwingen dat ze dat doen ( ze ‘emanciperen’, ze een ‘waar bewustzijn’
opdringen), maar wel horizonten openen
en hen –qua persoonlijke ontwikkeling – zo af en toe ontmoeten, op een spoor
zetten.
Bildung 2.0 is daarmee
niet iets ‘nieuws’ (het is heel oud, inderdaad), maar wel een soort van
herpositionering; het komt erop aan, dat wat de leerlingen sowieso al ‘moeten’
leren vruchtbaar te maken voor persoonsvormig en socialisatie. Dat vergt geen
revolutionair veranderingsproces, ben je mal, en ook geen moraliserende,
psychologiserende leerlijn, maar uiteindelijk vooral een versterkte ontwikkeling van opmerkingsgave
en tact, van onze pedagogische vermogens, kortom.
Natuurlijk, in het allerbeste
geval zouden we er goed aan doen te werken aan een nieuw, doordacht, op onze
eigen doelen afgestemd curriculum van 6 tot 1. Niet om die ‘Life Skills’ daarin
letterlijk te integreren, zoals de eerder genoemde studievaardigheden; maar om
ruimte te scheppen voor het soort leerervaringen dat appelleert aan de drie
doeldomeinen en mogelijkheden biedt tot persoonlijke groei aan de hand van
‘zaken en taken. Dat is – inderdaad – een lastige en langdurige klus, maar ook leuk;
een mooi, inspirerend werk dat ons eindelijk weer eens dwingt tot
gezamenlijkheid en overleg over onderwijszaken.
Met enige facilitering en (zelf)sturing kunnen we dat ook schoolbreed,
of bovenbouwbreed goed voor elkaar krijgen J
Voorwaarde is misschien dat die facilitering er komt, maar vooral dat we als school een veel meer nadrukkelijke
keuze maken in wat wij binnen onze community
met onze leerlingen willen – wat voor’n soort bildung c.q. welke 21st century skills we doorleefd kunnen
aanbieden, en hoe we daar pedagogisch vorm aan kunnen geven. De reflex is vaak te wachten op het schoolmanagement - hoeveel uren krijgen we ervoor, hoe gaan zij het voor ons faciliteren en organiseren? Ik denk oprecht dat die reflex een verkeerde is, en wens ook eigenlijk niet passief af te wachten. Misschien moeten de echte schoolleiders - wij, de
docenten - het dus maar gewoon zelf doen. Wie doet er mee??
Geen opmerkingen:
Een reactie posten