The idols of the market are the most troublesome of all, those namely
which have entwined themselves round the understanding from the associations of
words and names. For men imagine that their reason governs words, while, in
fact, words react upon the understanding;
Francis Bacon – Novum Organum or true suggestions for the
interpretation of nature (1620), Aforisme LIX
Pyrrhus
De recente geschiedenis van het woord ‘excellentie’ heeft veel van een
tragedie. Dat zit zo. Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw strijden ouders van
bovengemiddeld slimme kinderen, ondersteund door wat wetenschappers, voor
erkenning van hoogbegaafdheid als een serieus te nemen verschijnsel. Daar
gebeurt in de jaren ’80 en ’90 in de marge wel wat mee, maar noch in de
politiek, noch in de populaire cultuur kunnen zulke ‘elitisten’ op veel begrip
of steun rekenen. Ga toch fietsen met je zogenaamde hoogbegaaafdheid!
Een doorbraak wordt geforceerd als in 2007 de Leonardo-stichting
aantreedt met het voornemen eigen scholen voor bolleboosjes op te richten. Dat
lukt en krijgt veel airplay, maar kan zeker achteraf ook als pyrrhusoverwinning
worden gezien. Niet omdat die Stichting inmiddels alweer roemloos ter ziele is
gegaan, maar juist doordat haar impuls door de politiek nu wel gretig wordt
opgepikt – om vervolgens te worden omgebogen. Samengevoegd met al wat ouder
beleid rond zgn. Honours-trajecten op universiteiten wordt aandacht voor
‘hoogbegaafdheid’ rond 2008 herlabeld tot ‘excellentiebeleid’. Per direct
wordt daarmee een aanval ingezet op een reële of vermeende of
‘gelijkheidsdenken’ in Nederland – dat qua onderwijs zou leiden tot middelmaat,
zesjescultuur, gebrek aan ambitie, ronduit onderpresteren onder leerlingen
zowel als onder leraren. Met het oog op de PISA-rankings, de opkomst van de
Aziatische Tijgers en sowieso moet dat in tijden van reëel bestaand
neoliberalisme bestreden. Competitie is is goed!
Hippe concepten hebben de neiging snel te verwateren. Opgewipt uit haar
oorspronkelijke context – cognitief begaafde kinderen en studenten – kan sinds
2011 grofweg alles en iedereen ‘excellent’ zijn of lijken: leerlingen en
studenten, inderdaad, maar ook opleidingen, scholen, leraren, vakmensen – ieder
op z’n eigen niveau en zulks ook per stad of per regio. Anno 2015 lijkt
‘excellentie’ al met al een onderscheiding te zijn die niet meer werkelijk
onderscheidend is.
Uitbijten
Wie ‘excelleert’ in iets is niet zomaar een beetje, maar buitengewoon
goed. Kapot goed. Op dat vlak – vaak op meerdere vlakken – stijgt zij
letterlijk boven anderen uit, zodanig dat zij daarvoor lof verdient, een
stempel met een ferme krul van juf of mees’. Zulke uitnemendheid is zeldzaam.
Om het te herkennen gebruiken, nee, suggereren we vaak een maat, een schaal
waartegen prestaties worden afgezet.
Statistisch is dat helder: uitmuntend is die prestatie die, vertaald in meeteenheden, twee tot driemaal de standaardafwijking hoger ligt dan het gemiddelde van de populatie. Een uitbijtertje dus. In de Verenigde Staten ben je al ‘hoogbegaafd’ met een gemeten IQ dat hoger is dan 120. In Nederland gaan we meestal uit van een limiet van 130. De kans om zo’n etiket te krijgen is in de VS daardoor 1%, in Nederland een luttele 0,2 %.
Het gaat er niet om welke van deze cesuren de beste (!) zou zijn. Belangrijk is hier om vast te houden: het doet er blijkbaar toe welke maat je neemt en ook hoe je die interpreteert. Daarnaast kunnen we ons afvragen in hoeverre alle soorten van ‘prestaties’, niet alleen van individuen, maar ook van instituten als scholen, inderdaad op zo’n manier te kwantificeren en onderling met elkaar te vergelijken zijn. En ook als dat zou kúnnen, moeten we dat dan ook wíllen?
Statistisch is dat helder: uitmuntend is die prestatie die, vertaald in meeteenheden, twee tot driemaal de standaardafwijking hoger ligt dan het gemiddelde van de populatie. Een uitbijtertje dus. In de Verenigde Staten ben je al ‘hoogbegaafd’ met een gemeten IQ dat hoger is dan 120. In Nederland gaan we meestal uit van een limiet van 130. De kans om zo’n etiket te krijgen is in de VS daardoor 1%, in Nederland een luttele 0,2 %.
Het gaat er niet om welke van deze cesuren de beste (!) zou zijn. Belangrijk is hier om vast te houden: het doet er blijkbaar toe welke maat je neemt en ook hoe je die interpreteert. Daarnaast kunnen we ons afvragen in hoeverre alle soorten van ‘prestaties’, niet alleen van individuen, maar ook van instituten als scholen, inderdaad op zo’n manier te kwantificeren en onderling met elkaar te vergelijken zijn. En ook als dat zou kúnnen, moeten we dat dan ook wíllen?
Idols
De Staatssecretaris van onderwijs is een liberale activist. Hij houdt
het niet bij proefballonnetjes alleen, maar pakt graag lekker door met leuke dingen.
Sinds drie jaar bestaat er zo een interscolaire beauty-contest met als prijs de
titel: ‘excellente school’. Daarbij is er – toegegeven – niet één winnaar, maar
mogen jaarlijks meerdere scholen met eer gaan prijken. Niettemin is het
uitreiken van zulke predikaten bewust competitief gedacht: ‘excellente’ scholen
kunnen tot voorbeeld strekken van zulke die dat niet zijn, hetgeen in een mix
van kennisoverdracht en concurrentie tot een algeheel hoger onderwijspeil moet
leiden. Quasi-marktwerking in een hogere versnelling, kortom, met een overheid
als keurmeester van haar eigen waar.
Voor deze bestuurlijke variant van idols kunnen scholen zichzelf
nomineren. Aanvankelijk riep dat het commentaar op dat je “toch niet gaat
bedelen om een Michelin-ster”!? Maar disours is dwingend. Medewerkers van
de UvA mogen de barricaden op gaan tegen het diabolische ‘rendementsdenken’,
tot op dato zullen ze elk voor zich gespannen-angstig de lijstjes,
rankings, citatie-scores in de gaten houden. En precies zo doen ook kritische
schoolleiders inmiddels vrolijk mee aan de indianendans om het charisma van
‘excellentie’ te krijgen.
Bureaucratie
Ingevolge de ‘ijzeren wet van het liberalisme’
roept dit circus een enorme berg nieuwe bureaucratie op. Aspirant-excellenten
moeten aan een commissie dezelfde pakken geduldig papier leveren als aan de
inspectie zelf. Die gelegenheid-club worstelt zich niet alleen door deze mappen
heen, maar neemt ook ter plaatse polshoogte. Daar praat ze met vooraf
geselecteerde / goed geïnstrueerde groepen docenten, leerlingen en/of ouders,
loopt al dan niet onder begeleiding een rondje door school en vinkt knikkend
wat lijstjes af. Wat precies hun criteria zijn is niet helemaal duidelijk. Wie
er de rapporten op naleest krijgt de indruk dat naast de ‘normale’ data – troughput
en output van de grondstof leerling – vooral organisatorische en onderwijskundige
kenmerken een rol spelen – procedures, differentiatie, excellentiebeleid (!),
‘leuke’ dingen…
Opmerkelijk is wel dat het startpunt van de beoordeling een eigen
presentatie is, vergezeld van een portfolio dat de school zelf heeft
aangeleverd. Stroken de bewijzen van buitengewoon handelen die daarin zijn
opgenomen met de meetgegevens van de inspectie, in combinatie met de indrukken
die de commissie heeft opgedaan? Vanzelfsprekend doen zij dat :-). Zelfs op de
lerarenopleidingen hebben ze het inmiddels geleerd: assessments op basis van
portfolio’s leveren sociaal wenselijke prietpraat op, papieren tijgers die
nauwelijks determinerend zijn of werken. Het kan daarom ook geen verwondering
wekken dat het aantal ‘excellente’ scholen in twee jaar tijd zodanig is gestegen dat het
predikaat zelf nauwelijks nog een asset is.
Politiek
Is er een grond voor al dit cynisme? Zeker. De notie van ‘excellentie’
in het onderwijs veronderstelt dat we weten hoe precies ‘onderwijskwaliteit’ te definiëren is. Dat is niet zo. ‘Excellentie’ zorgt er bovendien
voor dat zij die toch al meer hebben méér zullen krijgen, en bestendigt daarmee
de sociale ongelijkheid in dit land.
Er is niks mis mee om te erkennen dat er verschillen zijn – tussen
mensen, tussen klassen, tussen boeken, gedichten. Vaak voelen we zulke
verschillen voor onszelf wel aan, haarfijn, intuïtief. In het geval van
leerlingen en scholen, soms ook in dat van leraren, zijn kwaliteitsoordelen
echter vaak verbonden met belangen, privileges, status, enz. Het komt er in dat
geval op aan goed te definiëren wat we precies onder ‘kwaliteit’ verstaan, en
hoe we die mogelijk objectiverend gaan vaststellen.
Rekenmeester Jaap Dronkers weet hoe dat moet: hij berekent op basis van
beschikbare cito-data de toegevoegde waarde van scholen, gecorrigeerd voor
populatiekenmerken, en stelt zo vast welke het beter doen dan anderen. (Donkers 2015). Dat zijn
(mogelijk) niet de basisscholen die het predikaat ‘excellent’ hebben gekregen.
Bij gebrek aan transparantie over de procedures is niets helemaal zeker, maar
op het gebied van ‘toegevoegde waarde’ behoren ‘excellente scholen’ in het po
eerder tot de subtop dan tot de top. Dat zegt niet per se iets over die
scholen, dat zegt in ieder geval iets over de rekenmethodes van meester Jaap.
Die zijn omstreden, to say the least, maar daar gaat het hier niet over.
Belangrijk is om – nogmaals- te benadrukken dat kwaliteit niet een gegeven
grootheid is, maar een keuze: het maakt uit hoe je er naar kijkt en het wenst
te meten. Kwaliteit is politiek.
Matthaeus
Voor het vo blijkt het onmogelijk zulke berekeningen te maken. Het
ontbreekt aan betrouwbare data, o.a. ook doordat we niet weten welke scholen
zich wel, welke zich niet hebben aangemeld. Ennuh, wat zijn nou ook
alweer de criteria? Wie door de lijst van ‘excellente’ vo-scholen scrollt
komt veel usual suspects tegen. Stedelijke Gymnasia, TTO-scholen.
Verrassend is die ene praktijkschool, dat paar vmbo- of zelfstandige
mavo-scholen. Mooi is dat, echt! Maar de indruk kan niet worden weggenomen dat
déze ranking van scholen precies dat doet wat álle rankings potentieel doen, en
wat ook eerder al is gesignaleerd als pervers effect van de liberale
maakbaarheidsgedachte: zij vergroot verschillen mogelijk meer dan dat ze die
verkleint (vgl. Visser 2013).
Stedelijk Gymnasium x spreekt de meest talentvolle leerlingen (c.q. hun
ouders) uit de wijdere omgeving aan, inderdaad, vooral die uit de betere
milieus. Al dan niet openlijk kan zij uit dat aanbod kiezen, zoals ze ook over
belangstelling van goed gekwalificeerde leraren niet te klagen heeft. Blijkt nu
dat ook voor de excellentie-commissie de gemiddelde cijfers voor de
‘kernvakken’ zwaar meewegen, dan hebben scholen met veel kansrijke kinderen een
flink hogere kans om ‘excellent’ te zijn of te worden. ‘Rijke’ scholen krijgen
(ik chargeer) hun etiketjes bijna gratis: alles een kwestie van economie /
demografie. ‘tuurlijk Kloppen leiders van ‘excellente’ scholen zich graag op de
borst, ook als ze daar dus praktisch niets voor hebben hoeven doen. In hun
kwaliteit als ‘excellent’ leider worden ze van nu af aan hoe dan ook vaker aan
de dis genood om met de Staats' van gedachten te wisselen over verdergaand
onderwijs- en excellentiebeleid. En zo is de cirkel andermaal rond: "Want een
iegelijk die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben"
(Mt. 25.29).
Hoedanigheden
Qualia zijn ervaringen zoals die zich voordoen in het bewustzijn. Zij stellen
filosofen, neurologen, programmeurs voor een onoplosbaar probleem: hoe kunnen
dezelfde prikkels bij andere mensen, soms ook bij dezelfde, andere belevingen
oproepen, een andere intensiteit van geur, kleur, ja, zelfs van vorm en
gewicht?
Qualia is het meervoud van qualis, hetgeen weer de oorsprong is van het woord ‘kwaliteit.’ In die oorsprong is het woord niet op zich waarderend: luie spreektaal heeft van het vragende, het open woord ‘hoedanigheid’ een 'zekere bepaaldheid' gemaakt. Kwaliteit, immers, is in de common sense 'gewoon' schoonheid, duurzaamheid, effectiviteit, efficiency, enzovoorts, etcetera. Bovendien laten we de maat daarvan voor ‘t gemak maar weg: ‘van hoge kwaliteit’ (high quality) is in onze karige taal ‘kwaliteit’ tout court geworden. Kwaliteitsschool. Kwaliteitsonderwijs – u kent de slogans, de epitheta. In letterlijke zin betekenen ze niets. Ook een ‘kwaliteitsschool’ is niets minder of meer dan een school ‘van een bepaalde hoedanigheid’.
Qualia is het meervoud van qualis, hetgeen weer de oorsprong is van het woord ‘kwaliteit.’ In die oorsprong is het woord niet op zich waarderend: luie spreektaal heeft van het vragende, het open woord ‘hoedanigheid’ een 'zekere bepaaldheid' gemaakt. Kwaliteit, immers, is in de common sense 'gewoon' schoonheid, duurzaamheid, effectiviteit, efficiency, enzovoorts, etcetera. Bovendien laten we de maat daarvan voor ‘t gemak maar weg: ‘van hoge kwaliteit’ (high quality) is in onze karige taal ‘kwaliteit’ tout court geworden. Kwaliteitsschool. Kwaliteitsonderwijs – u kent de slogans, de epitheta. In letterlijke zin betekenen ze niets. Ook een ‘kwaliteitsschool’ is niets minder of meer dan een school ‘van een bepaalde hoedanigheid’.
Dat mag een schimmig spel van woorden lijken, zij is hoogst actueel.
Vrijdag 12 juni 2015 organiseerde de Onderwijsraad een ‘onderwijsdialoog’ over
een mogelijk ándere, bredere definitie van het begrip ‘kwaliteit’. 25 juni j.l.
volgde een groot landelijk congres ‘Kwaliteit van Onderwijs’, waar radicaal
verschillende perspectieven op goed leren en onderwijzen voor het voetlicht
werden gebracht. Kwaliteit, nogmaals, is niet alleen politiek, maar ook
wetenschappelijk en bestuurlijk een hot topic.
Veelheid
Terug naar de ‘excellentie’ en haar vaak impliciete kwaliteitsmaat. In
het geval van de ‘authentieke’ excellenten – de hoogbegaafde kindjes – is die
mogelijk nog wel te voeren, al blijven er hardnekkige problemen rond gemeten
potentie (IQ? EQ? creativiteit?) versus realisatie (relatief c.q. absoluut
onderpresteren). Bij ‘excellente leraren’ word het al wat moeilijker, hoewel
leerlingen, soms ook schoolleiders hier vrij accurate intuïties over hebben.
Nietemin: leraren doen zich voor in heel verschillende hoedanigheden, en kunnen
op hele ándere manieren heel excellent zijn.
Ook van scholen wordt erkend dat er meerdere vormen en uitingen van
‘excellentie’ zijn, al blijft het cognitieve, het meetbare totnogtoe bijzonder
dominant. Bovenop (?) het al beschreven excellentiecircus gaat ook de Inspectie
van Onderwijs in de naaste toekomst anders oordelen. De aloude labels
‘voldoende’ en ‘onvoldoende’ worden binnenkort angevuld met het predicaat
‘goed’ en zelfs ‘excellent’. En dat dunkt me een buitengewoon slecht plan.
Want, ja, nogmaal, er zíjn verschillen. En ja, we houden ‘nu eenmaal’
van lijstjes, van rankings en competities, en menen dat die als feedback hun
(economische, onderwijskundige) nut hebben. Maar school-rankings zijn
oneerlijk, onzuiver, en in een context van vrije schoolkeus gecombineerd met
groeiende sociale verschillen ook ronduit funest. Goed kapot! Het is begrijpelijk dat
de overheid ‘waar’ wil voor haar geld, maar het doet geen recht aan de veelheid
van scholen, aanpakken, contexten en mensen om de ‘waarde’ daarvan langs één
meetlat, of überhaupt met gestandaardiseerde maten vast te stellen – of die nou
smal zijn of breed.
Beter nog dan de nieuw te bedenken ‘brede’ definitie van ‘kwaliteit’
zou het zijn te denken in en te zoeken naar veelheid, naar variaties, naar
vormen, betekenissen, ervaringen van wat 'goed' / 'uitmuntend' is. Scholen
passen zich in het ideale geval bijvoorbeeld aan aan de wensen en noden van hun
populatie. Niet buitengewoon 'goed' maar buitengewoon 'sensitief' zou zomaar
een ándere maat kunnen zijn - niet boven of onder, maar juist náást een
veelheid aan denkbare maten.
In het ‘vrije’ en diverse schoollandschap in Nederland zou kwaliteit /
'excellentie' al met al niet een qualis, maar qualia moeten zijn,
niet een zekere hoedanigheid, maar een open vraag naar verschillende hoedanigheden
- en de ervaringen daarvan. Guus Kuijer tweette onlangs dat "de vraag
of kinderen met plezier naar school gaan, het enige is waar de inspectie naar
moet kijken". Dat is kort door de bocht, maar zeker een leuk idee,
zoals er ook heel veel ándere 'zachte' factoren zijn waar anders dan met een
meetlint naar gekeken kan en moet. Of daar andere woorden, andere begrippen
voor te vinden zijn?? Ik weet het nu nog niet. Zaak is dat wij - de leraren van
mijn, van jouw school - ze samen, voor onszelf definiëren. En ervoor waken dat
die woorden vervolgens niet met ons aan de haal gaan...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten