Jan Bransen over (ver)vorming.
Een tijdje al roert Jan Bransen, hoogleraar filosofie van
de sociale wetenschappen in Nijmegen, zich in onderwijsland. Na ingezonden
stukken, blogs en interviews is er nu ook een boek, waarin hij de vloer
aanveegt met 'het' huidige onderwijs en daar een radicaal ander bestel
tegenover wil stellen. Dat doet hij intelligent en met zwier, maar of het ook
echt overtuigen kan, valt te bezien.
In het eerste deel van zijn tractaat bepreekt Bransen de
manieren waarop onderwijs kinderen anno nu zou vervormen in plaats van vormen. Jan
schrijft speels en leuk: anekdotes en observaties, afgewisseld met theorie en
analyse. Persoonlijk ben ik niet zo geporteerd van de persoonlijke
aanspreekvorm waar hij soms naar schakelt, maar dat is een quaestie van smaak. Met
name in hoofdstukken drie en vier bewandelt hij nogal wat filosofische paden
die voor de gemiddelde onderwijsmens mogelijk niet heel toegankelijk zijn. Die
omzwervingen kosten tijd, maar raken wel degelijk aan de kern van zijn betoog,
namelijk dat de aard en de organisatie van 'kennisoverdracht' op school
nauwelijks de doel dienen die ze veronderstellen te dienen, en het echte leren
van kinderen en andere mensen alleen maar in de weg zitten.
Die kritiek is deels terecht, en is recentelijk ook al in
veel ándere publicaties ánders aan de orde gesteld. (vgl. Kusters & Visser, 2018; Visser, 2013) De insteek die Bransen op het
thema kiest levert hier zeker een interessante aanvulling op. Tegelijk oogt het
beeld dat hij in dit deel van 'het' onderwijs schetst nogal clichématig en weinig
echt geïnformeerd. Zo verwijt hij 'het' onderwijs dat zij een naief idee zou
hebben van kennis en de verwerving daarvan – zich mogelijk niet realiserend dat
vernieuwers, vakdidactici en beleidsmakers al zo'n dertig jaar allerlei
constructivismen zijn toegedaan. En: binnen 'het' onderwijs in Nederland zijn
enorm veel leerkrachten en docenten du
moment bezig allerlei alternatieven te zoeken voor de toetsgekte die ook
zij ervaren, en bewandelen zij serieus andere wegen om socialisatie en
persoonsvorming anders vorm te geven. Maar noch deze initiatieven, noch de enorme veelvormigheid van 'het' Nederlandse schoollandschap zelf passen in het frame dat hier wordt opgebouwd.
In het tweede deel wil Bransen niet utopisch ('eschatologisch')
maar wel optimistisch bouwen aan een nieuw en volledig ander onderwijsbestel.
In het eerste hoofdstuk, over het primair onderwijs, lukt dat nog niet
helemaal. Met nog eens een dosis cognitiefilosofie loopt hij zichzelf en de
lezer nu echt voor de voeten. Het wordt onvoldoende helder wat hij precies wil
betogen (automatiseren? socialiseren? waartoe dan?) en het blijft raden hoe dat
anders is dan wat slechte scholen nu al doen. De rijkdom van het po wordt hier, om
met @JanTishauser te spreken, wel erg tekort gedaan.
het echte leven
De analyse die Bransen maakt van 'het' onderwijs gaat namelijk
wel over moderne uitwassen van ons systeem, maar is op zichzelf ongeveer zo oud
als het onderwijs zelf: in een geïnstitutionaliseerde vorm, met boeken en
lokalen, verbreekt het leren de verbinding met het echte leven. Beter toch
zouden we leren van 'de dingen' (Rousseau), en dat het best nog wel alleen, volgens ons geheel
eigen leerpad, omdat we immers allemaal authentiek dan wel radicaal gesitueerd zijn. Elders heb ik deze denkfiguur, niet zonder ironie, al wel eens pedagogenkitsch, genoemd (Visser, 2014a, 2014b). De facto betreft het een subgenre van de
utopie dat sinds 1762 in honderdvoud is bedreven (Oelkers, 2000). Bransen baseert zich in zijn
variant daarop opvallend weinig op pedagogen of onderwijsfilosofen. Hij noemt
Dewey een keer, Biesta een paar maal wat oppervlakkig, verwijst eens naar Arendt,
maar wekt vooral de suggestie dat hij alles 'zelluf'
gedaan heeft. Dat kan, maar dat maakt de familiegelijkenis met voorstellen van
Rousseau, Fourier, Neill, Illich en anderen uit de radicale traditie er niet
minder om. Da's een mooi lijstje om in te staan, zeker, maar verraadt mogelijk meer
utopie dan de schrijver wil suggeren, en daarmee ook wat scherpe randjes.
Praktische haalbaarheid is misschien wel minder een issue dan de schrijver zelf denkt. In
veel landen is het beroepsonderwijs veel meer duaal georganiseerd dan het bij ons nu is - dat kunnen we best (opnieuw) invoeren. En dat voucher-systeem, dat Milton Friedman al eens bedacht, legde hier te lande
de basis voor nota bene de basisbeurs.
Op de basisschool zijn ze, als gezegd, al vooral bezig met
automatiseren en socialiseren – dat mag wel een onsje minder - en ja, in Nederland kun je dus gewoon een
Bransen-school beginnen.
De vraag is natuurlijk of een hooggespecialiseerde samenleving op grote schaal wil investeren in voortgezet onderwijs dat kinderen niet kwalificeert, maar hen er alleen bij helpt helegaar authentiek 'zichzelf' te worden. Bransens wedervraag, of veel voortgezet onderwijs jongeren nu wel voldoende kwalificeert voor iets, en of zij dat, mede gezien de uitval in het HO, heel effectief doet, moet zeker óók gesteld worden. Niettemin vraagt het omdenken van Bransen om meer dan bloss een mentaliteitsverandering, maar om niets meer dan een ándere samenleving. Zo lang die er niet is kleeft er aan het gehamer op meer maatwerk, individualisering en kinderen die in de eerste plaats 'zichzelf' moeten worden / blijven wel een aantal bezwaren. Ik heb die vaker aangestipt en ga dat niet nog eens doen (Visser 2015a; 2016), maar een aantal observaties wil ik hier wel maken.
De vraag is natuurlijk of een hooggespecialiseerde samenleving op grote schaal wil investeren in voortgezet onderwijs dat kinderen niet kwalificeert, maar hen er alleen bij helpt helegaar authentiek 'zichzelf' te worden. Bransens wedervraag, of veel voortgezet onderwijs jongeren nu wel voldoende kwalificeert voor iets, en of zij dat, mede gezien de uitval in het HO, heel effectief doet, moet zeker óók gesteld worden. Niettemin vraagt het omdenken van Bransen om meer dan bloss een mentaliteitsverandering, maar om niets meer dan een ándere samenleving. Zo lang die er niet is kleeft er aan het gehamer op meer maatwerk, individualisering en kinderen die in de eerste plaats 'zichzelf' moeten worden / blijven wel een aantal bezwaren. Ik heb die vaker aangestipt en ga dat niet nog eens doen (Visser 2015a; 2016), maar een aantal observaties wil ik hier wel maken.
Op de toetsgekte in Nederland (en elders) is van alles aan
te merken. De gevolgtrekking dat we dan maar helemaal moeten stoppen met elke
vorm van assessment, miskent dat toetsen
ook een emancipatoir oogmerk en effect hadden en hebben. CITO en Mammoetwet
zijn samen functioneel geweest voor de doorbraak van een standen- of
klassensamenleving naar een meer meritocratische maatschappij (Pinxteren en de Beer, 2017). Dat die inmiddels zelf een nieuw soort klassensamenleving
geworden is – met hoog- en laagopgeleiden aan weerszijden van akelig veel
kloven – doet aan de functie en de waarde van toetsen en benchmarks als
correctie op vooroordeel en misperceptie, niets af.
Het is mogelijk correct, zoals Bransen opmerkt, dat onze vroege
selectie bijdraagt aan sociale ongelijkheid. Maatwerksystemen, individuele
leerpaden, vouchers en coaches doet dat mogelijk ook, en misschien wel meer:
kinderen uit de gebildete klassen
beschikken over het sociale en culturele kapitaal dat nodig is om op school lang
rond te mogen dobberen in hun beleefwereld en uiteindelijk toch nog land in
zicht te krijgen. Voor kinderen uit andere milieux
dan waar Bransen impliciet steeds naar
lijkt te verwijzen is dat veel minder vanzelfsprekend: een stapeling van keuze-
en schakelmomenten en al te veel gokken op intrinsieke motivatie is voor de minder
kansrijken meetbaar slecht. Al te ver vooruitlopen op de nakende revolutie is
voor hen dus mogelijk niet zo'n hoopvol plan.
Als zelfverklaarde anarchist heeft Bransen een broertje dood aan
statelijke bedilzucht, en moeten leerplannen en kerndoelen het ontgelden. Ik
ben er niet helemaal zeker van of hij goed begrijpt welke status en functie die
kerndoelen in het Nederlandse bestel hebben, en deel z'n mening niet. Voor
de groeiende tweedeling in samenleving en onderwijs (en omgekeerd) zijn volgens
gezaghebbende bronnen niet alleen sociaal-economische, maar ook
onderwijskundige en curriculaire oorzaken aan te wijzen (IvhO, 2018). In de korte bocht: op
goede scholen met veel kansrijke kinderen is er een rijk en goed
uitgebalanceerd onderwijsaanbod; op slechte scholen met veel uitdagingen is dat
aanbod eenzijdig en / of overladen. Varianten zijn er ook: populaire scholen
met pedagogische tierlala voor kanrijke kindjes, met aanbod dat zich onttrekt aan
landelijke richtlijnen en bovendien nauwelijks effectief is.
De vrijheid van onderwijs is in ons bestel vrij radicaal, maar begrensd
door kwaliteit. Dat is een normatief begrip, zeker, maar zonder idee van wat kwaliteit
is / van wat kwaliteiten kunnen zijn, gaat het ook niet helemaal lekker. In
Bransens voorstel is volstrekt onduidelijk wie de kwaliteit/en van al het
geautomatiseer en van al die portfolio's gaat beoordelen, en op grond van welke
noties, doelen of maatstaven. Hij wíl dat natuurlijk ook helemaal niet. Maar
dan moet hij zich serieus afvragen, of en hoe zijn anarchoïde bestel in z'n
uitwerking anders zal zijn dan de door hem zo verfoeide neoliberale systemen –
temeer omdat hij zich op dit punt nog roomser toont dan de neoliberale paus
(Friedman, 1955).
Al met al heb ik dus best plezier gehad van het nieuwe boek
van Jan Bransen. Andere van zijn boeken vond ik beduidend beter. Ik herken
heus veel kritiek op het onderwijs, en vind sommige aanzetten voor oplossingen
best lollig. Voor een boek over 'het' onderwijs bevat het echter teveel cognitiefilosofie,
en gaat het naar mijn smaak ook net iets te veel over Jan Bransen. Als geheel blijft zowel de analyse van het bestaande als de
schets voor een nieuw onderwijsbestel behoorlijk aan de magere kant. Als uitnodiging
om daar verder en dieper over na te denken kan het als pamflet zijn werk doen,
maar daarvoor is het voor veel onderwijsmensen mogelijk weer te weinig
toegankelijk – en ook weinig complimenteus c.q. oprecht geïntereseerd in wat zij
in den lande allemaal al aan mooie dingen op het gebied van vorming op touw
zetten.
Alderik - op persoonlijke titel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten